Bosvergeet-mij-nietje is een lage tot middelhoge, meestal tweejarige plant die in de lente en voorzomer bloeit met een kruipend wortelstokje en dunne, vlakke bladeren. De schichten zijn onbebladerd en nemen tegen het einde van de bloei de helft van de hoogte in, met klokvormige, diep gedeelde vruchtkelken. De bloemkroon heeft een vlakke zoom van een halve tot één centimeter, wat het onderscheidt van Akkervergeet-mij-nietje. Het groeit in lichte, vochtige loofbossen en struwelen, vaak in ruigten en aan bosranden, maar houdt zelden stand als verwilderde sierplant.
De taxonomie van bosvergeet-mij-nietje en aanverwante soorten maakt het aflijnen van het areaal tot een zeer gewaagde onderneming. In Europa ligt het zwaartepunt ervan in de bergzones van Midden-, Noord- en Oost-Europa. De soort – of althans sterk verwante (onder)soorten – komen ook in Azië en Noord-Afrika voor. Elders, zoals in Noord-Amerika en Nieuw- Zeeland, is de soort ingeburgerd.
Het aantal waarnemingen is tijdens de laatste karteringsperiode met een veelvoud toegenomen. Dat houdt duidelijk verband met de populariteit van bosvergeet-mij-nietje als tuinplant en is mogelijk nog versterkt door een afgenomen terughoudendheid bij de floristen om de soort aan te strepen. Vermoedelijk ligt verwildering vanuit tuinen aan de basis van alle waarnemingen buiten het oostelijke deel van de Leemstreek, de Maasregio en de Voerstreek. Enkel in deze laatste gebieden sluit het areaal vrijwel naadloos aan bij dat in Nederland en Wallonië. Een en ander resulteert globaal voor Vlaanderen in de geflatteerde statusomschrijving ‘vrij algemeen’. Mogelijk wordt bosvergeet-mij-nietje geregeld verward met Alpenvergeet- mij-nietje, eveneens een zeer populaire tuinplant (zie bv. STACE 1997).
Bosvergeet-mij-nietje is een lage tot middelhoge, meestal tweejarige lente- en voorzomerbloeier met een kruipend wortelstokje. De bladeren zijn vlak en vrij dun. De schichten zijn onbebladerd en nemen tegen het eind van de bloei gemiddeld de helft van de hoogte van de plant in. Alleen de bloemkroon vertoont een duidelijk verschil met Akkervergeet-mij-nietje: de zoom is vlak en heeft een middellijn van een halve tot één centimeter. De stelen van de vruchtkelken in het midden van een schicht staan schuin af (onder een hoek van 45-60°). De vruchtkelk is klokvormig en diep gedeeld. Bosvergeet-mij-nietje maakt deel uit van een uitermate vormenrijke soortengroep, die in gematigde en koudere delen van het noordelijk halfrond voorkomt, vooral in gebergten. In Nederland is het als echt wilde plant beperkt tot Zuid- en Midden-Limburg, waar het aan de Leubeek zijn areaalgrens bereikt. Elders duikt het her en der als verwilderde sierplant op, maar houdt zelden lang stand.
Bosvergeet-mij-nietje is een plant van lichte, min of meer vochtige loofbossen en struwelen op krijt en op zandige of lemige beek- en rivierafzettingen. Vooral aan bosranden kan het in de lente een opvallend, lichtblauw gekleurde zoom vormen; zo ook langs de spoorlijnen die Zuid-Limburgse hellingbossen doorkruisen. Daar komt het zelfs tot aan het schouwpad voor. Het groeit ook nogal eens in ruigten tussen Grote brandnetel (Urtica dioica) en dergelijke, zowel in lichte bossen - bijvoorbeeld onder populieren - als buiten het bos. Het bloeit voordat de brandnetels uitgroeien, en ondervindt 's zomers beschutting tegen uitdroging. Met Gevlekte dovenetel (Lamium maculatum) en Dagkoekoeksbloem (Silene dioica) komt het ook dikwijls samen voor, maar dan is toch veeleer sprake van een zoom van Bosvergeet-mij-nietje langs deze forse gewassen. Hoewel het plantje buiten Limburg nogal eens in bossen op buitenplaatsen is te vinden, behoort het nauwelijks tot de ingeburgerde stinzenflora.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Bosvergeet-mij-nietje groeit in Vlaanderen van nature in (lichte) loofbossen, vaak hellingbossen, op lemige tot krijtachtige, matig vochtige, neutrale tot licht kalkrijke bodems. Het is een halfschaduwplant van bosbodems met een rijke, goed verteerbare humuslaag. Ook in bosranden, langs bospaden en met bomen begroeide beekoevers of op kapvlakten kan men deze lentebloeier waarnemen. Bosvergeet-mij-nietje is al van oudsher een sierplant, waarvan de populariteit gaandeweg is toegenomen. Dat verklaart waarom de soort geregeld zowel in oude als recente parken en tuinen wordt waargenomen. De soort verwildert gemakkelijk (bv. vanuit tuinafval), zodat ze in allerlei milieus kan opduiken: spoorwegbermen, wegbermen, puinstorten, geruderaliseerde bossen enz. Vaak zijn dergelijke groeiplaatsen zeer onbestendig.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.