Reuzenbalsemien is een eenjarige plant met hoge broze, holle stengels met verdikte knopen die doorgaans rood gekleurd zijn. De lancetvormige bladeren staan kruisgewijs in kransen van 2 of 3, zijn 10-25 cm lang en fijn getand. De bladsteel en middennerf hebben meestal een rode kleur. De karakteristieke, tweezijdig symmetrische bloemen zijn 2-4 cm groot, wit tot roze (boven- en onderlippen hebben min of meer dezelfde kleur) en dragen een spoor. De vrucht is een doosvrucht die bij aanraking openspringt en de zaden tot 7 m ver weg katapulteert. Oranje, tweekleurig en klein springzaad onderscheiden zich van reuzenbalsemien door middel van de bladstand (verspreid i.p.v. tegenoverstaand) en bloemkleur (respectievelijk oranje, tweekleurig en geel).
Reuzenbalsemien en oranje springzaad kan men lokaal eenvoudig bestrijden door het handmatig uittrekken van de planten voor de vruchtzetting. Hiervoor werkt men best een volledige zone af van stroomopwaarts naar stroomafwaarts. Nazorg is de jaren nadien essentieel. Het is van het grootste belang om vestiging van nieuwe populaties snel op te merken en te verwijderen vooraleer deze zich uitbreidt. Momenteel zijn grote delen van de zoetwaterschorren langs de Schelde bijvoorbeeld zodanig overwoekerd door reuzenbalsemien dat handmatige bestrijding zo goed als onmogelijk is geworden. Tweekleurig springzaad wordt tot nog toe zelden aangetroffen. Voor deze soort geldt een vroege detectie en snelle respons: meteen verwijderen voordat deze zich verder kan uitzaaien.
- De bestrijding van reuzenbalsemien en oranje springzaad is relatief eenvoudig. Door jaarlijks te voorkomen dat de soort tot zaad komt, kunnen deze binnen een gebied vrijwel geheel worden uitgeroeid. Doordat de planten éénjarig zijn en het zaad maximaal 18 maanden overleeft, kan een populatie zo in enkele jaren worden uitgeput. Het wortelgestel van de reuzenbalsemien is beperkt en oppervlakkig, waardoor deze plant relatief eenvoudig met de hand is uit te trekken. Doordat de stengel zeer breekbaar is dient deze voldoende dicht tegen de basis vastgenomen te worden om vervolgens te kunnen worden uitgetrokken. De uitgetrokken planten dient men te verwijderen uit de oeverzone. Het moment van het in knop komen van de bloemen (begin juli) is de beste periode voor de beheerwerken daar de individuele planten dan zeer goed te lokaliseren zijn. Eens zich rijpe vruchten hebben gevormd is het zinloos om verder te wieden. - Als alternatief kan er worden gemaaid, maar dit is minder betrouwbaar dan uittrekken. Het maaien dient dicht genoeg tegen de grond te gebeuren zodat de stengels niet opnieuw kunnen uitlopen. Een ander nadeel van maaien is dat het materiaal gemakkelijk fragmenteert. Kleine fragmenten die blijven liggen kunnen herschieten. - Een nacontrole op gemiste planten en hergroei dient te gebeuren in het jaar van de bestrijding, dit ten minste om de twee à drie weken tot in oktober. Niet opgemerkte planten kunnen sneller dan verwacht tot bloem komen. Gedurende enkele jaren dient een opvolging van de locatie te gebeuren. De toegankelijkheid van de groeiplaatsen langsheen waterlopen, vaak tussen hoge en moeilijk toegankelijke vegetatie, vormt de belangrijkste hinderpaal bij de bestrijding van reuzenbalsemien en oranje springzaad. Door de zeer beperkte beheerperiode in de vroege zomer dient men de bestrijding gefaseerd aan te pakken waarbij men een volledige zone afwerkt van stroomopwaarts naar stroomafwaarts. - Het is uiterst belangrijk om vestiging van nieuwe populaties snel op te merken en te verwijderen vooraleer deze zich uitbreidt. Eenmaal voet aan de grond kan een populatie zich snel uitbreiden over grote oppervlaktes waardoor het schier onmogelijk wordt om de soort te bestrijden. Momenteel zijn grote delen van de zoetwaterschorren langs de Schelde en haar zijrivieren bijvoorbeeld zodanig overwoekerd door reuzenbalsemien dat handmatige bestrijding zo goed als onmogelijk is. In Engeland is men recent gestart met het biologisch bestrijden van reuzenbalsemien met behulp van een roestschimmel. De resultaten hiervan zijn nog niet bekend en zullen blijken uit het experiment.
Reuzenbalsemien komt vooral voor langs oevers van beken, grachten, vijvers, moerassen en waterlopen en op zoetwaterschorren. Regelmatig wordt reuzenbalsemien ook aangetroffen in bosranden en wegbermen. Oranje springzaad heeft een iets bredere habitatvoorkeur en werd in de Kleine Netevallei ook reeds aangetroffen in niet jaarlijks gemaaide, vlakdekkende vegetaties zoals moerasspirearuigtes. Tweekleurig springzaad werd in Vlaanderen tot nu toe enkel aangetroffen in bebouwde omgeving. Klein springzaad beperkt zich tot bossen.
De snelle zaadverspreiding en de explosieve, hoge groei in zeer dichte bestanden maken dat de reuzenbalsemien een zeer voorname concurrent is voor inheemse plantensoorten in de oeverzone van waterlopen. Naast de ecologische nadelen heeft de plant ook voordelen naar imkers toe gezien de planten veel nectar produceren in de nazomer. Anderzijds is gebleken dat reuzenbalsemien in staat is om bestuivers als hommels en bijen zodanig sterk aan te trekken dat inheemse planten minder bezocht worden door deze bestuivers en bijgevolg een lagere bestuiving en vervolgens zaadzetting kennen. Door de opvallende bloei en sierlijke bladeren wordt reuzenbalsemien door het publiek niet altijd als hinderlijk beschouwd. Oranje streepzaad is momenteel plaatselijk sterk in opkomst. Snelle bestrijding op dezelfde manier als bij reuzenbalsemien is aangewezen. Tweekleurig springzaad wordt tot nog toe zelden aangetroffen in stedelijke omgeving. Momenteel vormt de soort nog geen probleem. Een preventieve verwijdering wordt echter aangeraden. Klein springzaad is wel wijdverspreid in bossen. De populaties zijn echter meestal stabiel en relatief beperkt in omvang. Omdat bestrijding (beschadiging van de bosbodem) meer nadelen dan voordelen heeft, worden de populaties meestal niet bestreden.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.