Wilgenvloedbossen ook wel zachthoutooibossen genoemd zijn typische climaxbossen van hoog uitgroeiende wilgen in de natuurlijke overstromingszones van grote rivieren. Karakteristiek zijn de regelmatige, langdurige overstromingen, vooral in het winterhalfjaar. Lokaal kan het bostype ook ontwikkelen in moerasgebieden waar de natuurlijke afwatering ontbreekt (afgesnoerde rivierarmen, kunstmatig gegraven terreinen). Maar zonder de dynamiek van de rivier zal het bostype zich hier verder ontwikkelen naar Elzenbroekbossen (91E0_vn of 91E0_vm).
Dit natuurstreefbeeld is een subtype van het Europees beschermd habitattype 91E0 waarin verschillende natte bostypes voorkomen. Waardoor het opdelen in subtypes nodig is. De officiële afkorting van het natuurstreefbeeld Wilgenvloedbossen is 91E0_sf maar in het verleden is ook de afkorting 91E0_wvb gebruikt.
De karakteristieke boomsoort is de Schietwilg, die bij langdurige overstromingen een typisch kluwen van stamwortels kan ontwikkelen. Minder frequent voorkomende soorten zijn de Kraakwilg en de zeer zeldzame Zwarte populier; struikvormende wilgensoorten zoals Grauwe wilg en Katwilg kunnen in de ondergroei voorkomen. Typerend is dat afgebroken takken gemakkelijk wortel kunnen schieten en tot nieuwe bomen of struiken uitgroeien. In de ondergroei komen overwegend algemene soorten van moeras en natte ruigte voor, zoals Gele lis, Riet, Oeverzegge en Rietgras.
Het uitwendig beheer is voornamelijk gericht op het behoud en herstel van een natuurlijke overstromingsdynamiek. Daar deze bossen op zeer natte niet toegankelijke plekken liggen is er nagenoeg geen technisch beheer mogelijk. Duurzame houtproductie in dit bostype is niet mogelijk.
Dit natuurstreefbeeld is lokaal in goede staat als het aan de criteria van de LSVI-tabellen voldoet. De LSVI-tabel voor dit natuurstreefbeeld (Natura2000-habitat) kan je terugvinden in dit rapport(opent nieuw venster) van het inbo.
Duitse dot, Amandelwilg x Katwilg (Salix x mollissima), Amandelwilg, Schietwilg, Kraakwilg, Bindwilg (Salix x rubens), Katwilg en Gewone vlier.
Het belangrijkste herstelbeheer voor dit bostype bestaat uit het creëren van overstromingsgebieden langs onze grote rivieren. Enkel op plaasten waar de rivierdynamiek groot geoeg is kan dit bostype blijven bestaan. Eens het bos is afgesneden van de rivierdynamiek zal het evolueren naar een ander nat tot vochtig bostype.
Wilgenbossen in natte terreinen, die niet of slechts zeer uitzonderlijk onderhevig zijn aan extreme overstromingsdynamiek, worden niet tot dit natuurstreefbeeld gerekend. Ze vormen meestal het pionierstadium in de successie naar Elzenboekbossen en worden vaak gedomineerd door struikvormige, breedbladige wilgensoorten i.p;v. smalbladige wilgensoorten.
In de hoger gelegen delen van natuurlijke overstromingsgebieden kunnen pionier-wilgenbossen evolueren naar “hardhout-ooibos” (habitattype 91F0). Wilgenbossen komen ook als pioniervegetatie voor op recent vergraven en opgespoten terreinen mar evolueren dan naar een ander bostype.
In de rivier en de randen van rivierbegeleidende bossen leven twee zoogdieren van de bijlage 2, de Otter en de Bever. Beide soorten komen recent terug voor in Vlaanderen.
In Vlaanderen vind je dit natuurstreefbeeld nog beperkt langs de Beneden-Schelde en haar zijrivieren Durme en Rupel. Ook enkele opnamen uit de Grensmaas worden tot dit type gerekend. Mooie voorbeelden vindt men in het schor bij De Notelaer in Bornem, het Groot Schoor van Grembergen, ’t Stort bij Weert en het Sint-Amandsschor. Potentieel gaat het over enkele duizenden ha, maar door waterwerken en indijking is het areaal sterk beperkt tot ongeveer 230 ha.
Deze pagina werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van het LIFE-programma van de EU(opent nieuw venster) in het kader van het LIFE BNIP-project(opent nieuw venster).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.