Mens en Vogel 2/2013

Op de voorgrond: De Zilvermeeuw /Vogelperspectief: Vogelnieuws uit binnen- en buitenland / Vogelbescherming De Zwarte Stern /Malta blijft moorden / De Huismus in 2013 / Kauw in de schouw / Infografiek: De Torenvalk / Verenigingsnieuws / Wetgeving: Joke en de jagers

Mens en Vogel 1/2014

De Mol / De Spreeuw /Vogelnieuws uit binnen- en buitenland / Veldonderzoek: Vogelgriep in de natuur / De Vos en zijn lintworm / Olierampen op zee / Grauwe Kiekendief / Vogel van het Jaar 2014 / De Kerkuil / In de beklaagdenbank: Onze juridische werking

Mantel

Het deel van de bosrand waar het struweel staat noem je de mantel. De mantelvegetatie bestaat uit struiksoorten of hakhout en is lager dan de bomen in het bos.

Ruigte aan kasteel Groenendaal

Battelaer, vochtige ruigte aan ingang

Graslanden

Graslanden zijn biotopen met bijna enkel kruidachtige planten, zoals bijvoorbeeld Margrieten en Gestreepte witbol. Met begrazing of maaien zet men de vegetatie een of meerdere keren per jaar kort. Hierdoor groeien in een grasland geen houtachtige soorten. Een ruigte lijkt veel op een grasland maar bij een ruigte worden de planten niet elk jaar kort gezet. De kruiden in ruigtes zijn dan ook vaak forser. Voorbeelden van een ruigtekruiden zijn Grote brandnetel en Echte valeriaan. Hooien we alleen dan spreken we van een hooiland. Is er enkel begrazing dan spreken we van een graasweide of kortweg weide. Bij hooien en begrazing spreken we van een hooiweide.

Station weerde, spoorwegberm

Verruiging

Onder verruiging verstaat men doorgaans de vestiging van soortenarme vegetaties met veel algemene, en dus binnen het natuurbeheer ongewenste, soorten.

Herkenning van de vier in België voorkomende drijvende Lemna-soorten

In deze publicatie wordt uitgelegd hoe je de moeilijk van elkaar te onderscheiden kroossoorten Lemna gibba, Lemna minor, Lemna turinifera en Lemna minuta kan onderscheiden.

Maaien en afvoeren

Bij maaibeheer zetten we de vegetatie kort. In een gazon wordt dit vele keren tijdens het groeiseizoen gedaan. Bij hooilanden maaien we 1, 2 of 3 keer per jaar en bij ruigtes maaien we maar 1 keer om de 2 tot 5 jaar. In tuinen zullen we voor te maaien gebruiken maken van kleine toestellen zoals een grasmaaier voor het gazon en een zeis, bosmaaier of een 1-assige trekker met maaibalk voor een hooilandje. Buiten de tuin maaien we met grotere toestellen zoals cirkelmaaiers, maaibalken en klepelmaaiers die we meestal op tractors monteren. Wanneer we een vegetatie afmaaien ruimen we het afgemaaide materiaal op. Dit om voedingstoffen te verwijderen (verschralen) en de vegetatie open te maken zodat minder krachtige groeiers ook een kans krijgen. In graslanden gebeurt dit als hooi of via natte afvoer. Bij hooibeheer keren we het gemaaide gras een aantal keer om zodat het kan drogen en persen het dan samen tot balen om van het grasland te halen. Bij natte afvoer wordt het maaisel onmiddellijk opgeraapt of opgezogen na het afmaaien. Het afmaaien van de vegetatie is voor vele diersoorten een drastische ingreep. De plaats waar ze schuilen, hun eitjes afzetten of waar de rupsen leven is plots verdwenen. Daarom is het belangrijk voldoende vegetatie te laten staan. Als men maar 1 of 2 ha maait kan dit door in de randen een ruigte te laten. Maaien we meerdere hectares dan werken we gefaseerd. Bij gefaseerd maaibeheer laten we een deel, minstens 1/5 van het hooiland staan tot het volgende jaar.