Cipreswolfsmelk is een tamelijk lage, overblijvende plant die voornamelijk midden in de lente bloeit. De bladeren zijn lijnvormig en smaller dan die van andere inheemse overblijvende Wolfsmelksoorten. De niet-bloeiende zijstengels hebben smalle bladeren die op sparrentakjes lijken. Tijdens de bloei zijn de schutblaadjes goudgeel en worden daarna vaak rood. Cipreswolfsmelk groeit op open, zonnige, droge zandhellingen, vooral op kalkhoudend rivier- en duinzand.
De kern van het areaal van cipreswolfsmelk bevindt zich in Centraal-Europa. Het volledige verspreidingsgebied van de soort strekt zich uit van de Pyreneeën in het zuiden tot Zuid-Scandinavie in het noorden, en van Engeland in het westen tot Roemenië, Slowakije en Wit-Rusland in het oosten. ln NoordAmeríka is cipreswolfsmelk ingeburgerd. In België is cipreswolfsmelk algemeen in het Maasdistrict ten zuiden van de lijn Namen-Marche en in Lotharingen.
Cipreswolfsmelk is zeldzaam in Vlaanderen. De soort is sterk toegenomen tijdens de laatste karteringsronde. Dat heeft vooral te maken met de uitbreiding in sterk door de mens beinvloede milieus zoals spoorwegterreinen en industrieterreinen.
Cipreswolfsmelk is een tamelijk lage, overblijvende plant, waarvan de hoofdbloei in het midden van de lente valt. Later in het jaar is zo nu en dan een bloeiende stengel te vinden. De bladeren zijn lijnvormig, smaller dan die van de andere inheemse overblijvende Wolfsmelksoorten. De niet bloeiende zijstengels hebben zulke smalle bladeren dat ze op sparrentakjes lijken. De schutblaadjes zijn tijdens de bloei goudgeel, daarna vaak rood aangelopen. Voor het overige komt Cipreswolfsmelk grotendeels met de nauw verwante Heksenmelk overeen. Gewoonlijk zijn de honingklieren halvemaanvormig met hoornvormige uiteinden, maar deze kunnen ook ontbreken. Vaak blijven dode stengels van het vorige jaar nog lang staan.
Cipreswolfsmelk is tot Europa beperkt en is vermoedelijk een betrekkelijk 'jonge' soort, die nog bezig is haar areaal op te bouwen. Hierbij moet worden opgemerkt dat de aanleg van verkeerswegen haar verspreidingskansen in de laatste eeuwen sterk heeft vergroot. Tegenwoordig komt zij voor in heel Oost- en Midden-Europa, tot in Engeland en het Oostzeegebied. In onze streken groeit zij vanouds in het oostelijke deel van het rivierengebied, met name in de Liemers en langs de IJssel. Uit het Rijnland in aangrenzend Duitsland zijn resten van deze plant uit de romeinse tijd bekend. Ook groeit zij sinds lang in de binnenduinen van Zuid-Kennemerland en hier en daar in Zuid-Holland. Uit de rest van het land is een vrij groot aantal verspreide vindplaatsen bekend, vooral in het midden en het oosten. Op veel van deze plekken is de plant oorspronkelijk met tuinafval terechtgekomen. Met haar fel gekleurde bloeiwijze lijkt zij een aantrekkelijke tuinplant, maar door haar sterke uitbreiding is zij vaak niet te handhaven, zodat zij naar een wegberm of spoordijk wordt verbannen. Cipreswolfsmelk is een plant van open, zonnige, droge zandhellingen. Van nature komt zij in Nederland vooral op kalkhoudend rivier- en duinzand voor, maar tegenwoordig groeit zij ook vaak op kalkarme, pleistocene zandgronden. Sterke temperatuurswisselingen verdraagt zij goed; zo groeit zij dikwijls op Zuidhellingen en ook wel op steenachtige plaatsen. Merkwaardig genoeg ontbreekt zij in Zuid-Limburg in de kalkgraslanden (anders dan in Midden-Europa). Vaak worden zij vergezeld door Akkerhoornbloem (Cerastium arvense). Net als Zandwolfsmelk kan zich dankzij beweiding of oppervlakkige bodemverstoring uitbreiden en 'haarden' vormen. Ook verdwijnt Cipreswolfsmelk bij bemesting, maar minder snel dan Zandwolfsmelk. Dikwijls vindt men op groeiplaatsen van Cipreswolfsmelk planten waarvan alle of de meeste stengels korte, driehoekig-eironde bladeren dragen en niet bloeien. De gelige bladtint en de bossige groeiwijze komen overeen met die van bloeiende planten, maar hun bladvorm is zo verschillend dat het moeite kost ze als Cipreswolfsmelk te herkennen. Op de onderkant van de vervormde bladeren verschijnen oranjebruine wratjes, die later in bekertjes met sporen veranderen. De veroorzaker hiervan is de Wolfsmelkroest, ook Luzerneroest genaamd (Uromyces pisi). Andere stadia in de levenscyclus van deze roestzwam leven op Vlinderbloemigen (Leguminosae). Af en toe komt de roest ook op Heksenmelk voor.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Cipreswolfsmelk is een soort van basische, voedselarme tot matig voedselrijke graslanden. Aan de kust groeit ze onder meer in kalkrijke duingraslanden. ln het binnenland groeit ze vooral in kunstmatige milieus zoals opgespoten terreinen of spoorwegterreinen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.