Aanvankelijk was gaspeldoorn een strikt Atlantische, West- Europese soort. Ze werd door de mens om uiteenlopende redenen (veevoeder, brandhout, veekering, enz.) op vele plaatsen ingevoerd. Daardoor strekt het Europese areaal zich nu uit van Noord-Schotland, Zuid-Scandinavië en Polen in het noorden, tot Portugal, Noord-Spanje, Zuid-Italië, Slovenië en Noord-Griekenland in het zuiden. Buiten Europa is gaspeldoorn onder meer ingeburgerd in de Verenigde Staten, Chili, India en Nieuw-Zeeland. In Wallonië is de soort zeldzaam. Ze is er bekend van verspreide groeiplaatsen, waarvan het oorspronkelijk inheemse karakter dikwijls twijfelachtig is.
In de negentiende eeuw twijfelden Belgische botanici (o.a. CRÉPIN 1860) of de onder meer als wintervoeder gekweekte gaspeldoorn wel als inheems kon worden beschouwd. De gegevens uit de periode voor 1939 sluiten tamelijk goed aan bij de verspreidingsgegevens uit daaropvolgende karteerperioden. Enkel in de onmiddellijke omgeving van Gent werden toen nog een aantal extra vindplaatsen genoteerd. De achteruitgang van de soort (zeker voor het Brusselse) is mogelijk te verklaren door het geleidelijk verloren gaan van een specifieke, kleinschalige landschapsdynamiek; zie VAN DEN BREMT (2003). Vandaag vallen enkele concentraties op, zoals ten zuiden en zuidoosten van Brugge en in de Antwerpse Kempen. Op een aantal plaatsen lijkt de soort er tot op vandaag tamelijk opportunistisch in te slagen om zich te vestigen op uiteenlopende zandige terreinen – ook buiten de regio's met in hoofdzaak zandige bodems – en daar min of meer lang stand te houden. Een combinatie van herhaalde vorstschade en intensiever maaibeheer van bermen kan, zeker lokaal, leiden tot het verdwijnen van populaties. Globaal blijft het verspreidingspatroon uit de eerste karteerperiode behouden in de tweede karteerperiode. De soort lijkt in Vlaanderen lichtjes achteruit te gaan en is momenteel vrij zeldzaam.
Gaspeldoorn is een vorstgevoelige soort van zwak zure, voedselarme, zandige bodems. Samen met gewone brem groeit ze in extensief begraasde of slechts nu en dan gemaaide, schrale graslanden met opslag van struiken. In het moderne Vlaamse landschap kunnen dat ook nieuwe bermen en taluds zijn, ontstaan bij ingrijpende infrastructuurwerken. Daarnaast wordt de soort aangetroffen op kapvlakten, in verlaten zandwinningen, langs holle wegen, in ontkalkte duinen, op heidevelden enz. Gaspeldoorn vestigt zich gemakkelijk op nieuw ontstane terreinen, bijvoorbeeld op percelen waar de humeuze toplaag is afgegraven. Daarbij is het niet altijd duidelijk of de kiemplanten vanuit de zaadbank dan wel uit aangevoerde zaden zijn opgeschoten.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.