Groot warkruid is een eenjarige, zomers bloeiende stengelparasiet met roodachtig groengele, dunne en vaak sterk vertakte stengels die tot enkele meters hoog kunnen klimmen. De bloemen zijn meestal vijftallig, soms viertallig, en veranderen van klokvormig lichtroze of vuilwit naar urnvormig vleeskleurig. De vrucht is omgekeerd-peervormig. Groot warkruid groeit op vochtige, voedselrijke zandgronden in oeverruigten, struwelen, en lichte oeverwalbossen.
Het areaal van groot warkruid loopt van Midden-Spanje tot de Himalaya en Siberië. In België is over het algemeen vrij zeldzaam tot zeldzaam, waarbij vooral een binding met de grote rivieren opvalt.
In Vlaanderen is groot warkruid globaal gesproken zeldzaam. De meeste vindplaatsen liggen er langs Schelde, Rupel, Nete, Dijle, Demer en Maas. Vooral langs de Grensmaas is de plant sterk vertegenwoordigd en komt de soort in al haar voorkeur- biotopen voor. Een toename in de recente periode van verspreiding en abundantie valt te verklaren door een toename van de gastheerplanten hop en grote brandnetel door een meer natuurlijk beheer van rivieroevers.
Groot warkruid is een eenjarige, 's zomers bloeiende stengelparasiet met roodachtig groengele, meestal vrij dunne, vaak sterk vertakte stengels. Deze kunnen één tot enkele meters hoog in de vegetatie klimmen. Naast vijftallige bloemen komen in een en hetzelfde kluwen vaak ook viertallige bloemen voor. De bloemkroon, eerst klokvormig en lichtroze of vuilwit, wordt spoedig urnvormig en vleeskleurig. De aanvankelijk samenneigende, afgerond-driehoekige kroonslippen staan tenslotte vaak terug. De rechtopstaande kroonschubben zijn nogal variabel, vaak diep gespleten in twee 'hoorntjes', die elk in enkele wimpers uitlopen; soms komen de kroonschubben nauwelijks tot ontwikkeling. Vanaf het opengaan van de bloemen zijn de twee stijlen met inbegrip van de draadvormige stempels korter dan het vruchtbeginsel. De vrucht is gewoonlijk omgekeerd-peervormig. Groot Warkruid komt voor in Eurazië, van Midden-Spanje, Midden-Engeland en Zuid-Scandinavië tot de Himalaya en de koudste delen van Siberië. In Nederland is het grotendeels beperkt tot de dalen van grote en kleine rivieren in Limburg, Noord-Brabant, Gelderland en Overijssel. Behalve langs Maas, Waal, Rijn en IJssel komt het speciaal aan de Dinkel, de Roer en de Geul veel voor. Hier en daar heeft het zich langs kanalen en spoorsloten uitgebreid. Vroeger drong het vooral in Overijssel plaatselijk tot op hoger gelegen gronden door; tegenwoordig is dat voornamelijk in Limburg het geval. Westwaarts bereikt Groot warkruid juist de Biesbosch. Enkele verspreide vindplaatsen zijn bekend uit de provincie Utrecht; in het kustgebied staat de plant nu nog slechts op één plek in de duinen bij Haarlem.
Groot warkruid is een plant van oeverruigten, struwelen en lichte oeverwalbossen op vochthoudende, voedselrijke, meestal zandige grond. De voornaamste gastheer is Grote brandnetel (Urtica dioica); bij diens afwezigheid kan ook Hop (Humulus lupulus) als primaire waardplant optreden. Waarschijnlijk vormt Groot warkruid alleen haarden als tenminste één van deze twee planten aanwezig is. Eenmaal volwassen, neemt het bijna elke vaatplant die zijn pad kruist voor lief. Daarbij staat het in hoofdzaak op plekken waar 's winters plantaardig afval en/of aanspoelsel terechtkomt; zomerse overstromingen verdraagt het echter niet. Langs de Maas in Limburg bieden ruigten langs de hoogwaterlijn in grindgaten de plant vaak goede mogelijkheden voor uitbundige groei. Bij 'groeizaam', vochtig-warm zomerweer kan Groot warkruid zich ver omhoogwerken en bijvoorbeeld doornhagen overgroeien, of zich tot in droog oeverwalgrasland uitbreiden. Voor zover bekend, gaat het in ons land zelden of nooit op landbouwgewassen over. In Zuid-Limburg is waargenomen dat door Groot warkruid geparasiteerde Brandnetels door schapen met graagte worden gegeten, waarna warkruidzaden onverteerd in de mest terechtkomen en zo worden verspreid.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Groot warkruid verkiest ruigten langs rivieroevers en binnen de overstromingsgebieden van rivieren, waar de soort ook is te vinden in struwelen en bosranden. Deze parasitaire soort staat op vochtige, voedselrijke gronden waar ook haar waard- planten groeien. Haar voorkeur gaat uit naar het vloedmerk op de hogere oevers, die in de zomer sterk uitdrogen. Grote brandnetel is de belangrijkste gastheer, maar ook hop, boerenwormkruid en nog andere soorten kunnen als primaire waardplant optreden. Minstens een van die soorten is nodig om groot warkruid te laten uitgroeien tot grote kluwens. Eenmaal volwassen, parasiteert het op alle planten binnen bereik.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.