Nitrofiele boszomen en -ruigten komen voor langs schaduwrijke randen van bossen of dreven, op zones die nooit overstromen. Het betreft vegetaties in de overgang tussen open ruimte (veelal grasland) en bos. In zulke overgangen komen in optimale omstandigheden gradiënten voor van kruidige zomen (langs de zijde van het open landschap) tot lintvormige struwelen, mantels genoemd (langs de boszijde). De belangrijkste kensoorten zijn Grote brandnetel, Kleefkruid, Hondsdraf, Look-zonder-look, Witte dovenetel en Zevenblad, naast soorten als Dagkoekoeksbloem, Geel nagelkruid, Bosandoorn, Grote muur en Robertskruid. Plaatselijk bevatten deze ruigten zeldzame of bedreigde plantensoorten. Het gaat o.a. om Kruidvlier, Steeneppe, Gevlekte dovenetel, Kruisbladwalstro, Donkere ooievaarsbek, Groot glaskruid, Aardaker, Boslathyrus, Donderkruid, Dubbelkelk, Kraailook, Hemelsleutel en Gewone agrimonie.
Het onderhoudsbeheer bestaat uit cyclisch maaibeheer en de gestuurde of extensieve begrazing. Aangezien zomen in of naast bos voorkomen, verschilt evenwel de ontwikkeling van dat natuurtype. De ontwikkeling moet vaak voorafgegaan worden door het kappen van een bosstrook, de meeste bossen hebben hooghout tot aan de bosgrens. Dit houdt een definitieve kap in op kansrijke zones (zuidrand vb) aan de bosrand, langs te smalle paden en open plekken of langs waterlopen. Daarna wordt er overgeschakeld op een cyclisch maaibeheer. Ook kan een deel van de gekapte bosstrook worden beheerd als een hakhoutbos of als cyclisch gekapte mantelvegetatie. Dit verhoogt de structuurrijkdom van de zoom en zijn omgeving en de afwisseling in het lichtmilieu.
Dit subtype is gevoelig voor stikstofdepositie en eutrofiering (randeffecten van agrarische bemesting, …).
Voedselrijke ruigten herbergen doorgaans een grote faunistische diversiteit. Zonnige, kruidenrijke zomen langs bosranden, met veel schermbloemigen en composieten, trekken grote aantallen bloembezoekende insecten zoals vlinders en zweefvliegen aan. Veel insecten van open milieus zijn op ruigten aangewezen voor hun voortplanting: doordat de vegetatie niet of slechts onregelmatig gemaaid of begraasd wordt, kunnen de soorten er hun levenscyclus ongestoord voltooien. Ook de bodemactieve ongewervelde fauna, o.a. spinnen, is doorgaans heel rijk aan soorten. De combinatie van voedselrijke, natte ruigte en zonnige, bloemrijke graslanden en boszomen is het leefgebied van de Spaanse vlag, een dagactieve nachtvlinder en bijlage 2soort van de Habitatrichtlijn, die bij ons aan de uiterste noordgrens van zijn areaal voorkomt. Van de Bosrandspinner, eveneens een nachtvlinder van de bijlage 2, waarvan de rupsen vooral op Sleedoorn en Meidoorn leven, zijn bij ons slechts toevallige, zwervende exemplaren gekend. Op de bijlage 4 is nog een nachtvlinder, de Teunisbloempijlstaart, vernoemd waarvan de rupsen o.a. op Harig wilgenroosje, Wilgenroosje en Grote kattenstaart leven. De soort bereikt bij ons de noordgrens van haar areaal. Andere vermeldenswaardige vlindersoorten van dit habitattype zijn o.a. Kleine ijsvogelvlinder, Grote weerschijnvlinder en Nachtpauwoog. Typische sprinkhanensoorten zijn Bramensprinkhaan en de zeldzamere Greppelsprinkhaan, Moerassprinkhaan, Gouden sprinkhaan en Rosse sprinkhaan. Ook voor andere diersoorten hebben ruigten een grote waarde, waaronder tal van broedvogels zoals Rietzanger, Sprinkhaanzanger, Blauwborst (bijlage 1-soort van de Vogelrichtlijn) en Paapje.
Bij dit habitatsubtype zijn structuurindicatoren, met name de breedte en vorm van de mantel - zoom, zeer belangrijk. Hierbij vormt de zoom het kruidige deel van de bosrand en de mantel de zone waar houtige vegetatie boven de 50 cm dominant wordt. Hoe smaller de zoom hoe minder ontwikkelingskansen er zijn en hoe lager de biodiversiteit. Goed ontwikkelde mantel – zoom vegetaties zijn immers belangrijk voor hun hoge soortenrijkdom. De habitatstructuurcriteria ‘overgang mantel-zoom’ en ‘breedte zoom’ dienen minimaal op de helft van de habitatvlek aanwezig te zijn. Dit habitatsubtype/natuurstreefbeeld is in een gezonde staat als het aan zekere voorwaarden voldoet, die nagestreefd moeten worden in het beheer (o.b.v. de LSVI tabellen): Habitatstructuur: - De breedte van de zoomvegetatie dient tenminste 5m te zijn - De overgang van mantel naar zoom, m.a.w. van het bos naar het kruidige deel, dient een geleidelijke overgang te zijn met tussenin een struweelfase - De mantelzoomvegetatie vormt geen rechte lijn maar vormt een afwisseling van inhammen en uitstulpingen, waardoor luwzones en lichtvariaties aanwezig zijn Verstoringskenmerken: - Verruigingsindicatoren bedekken ≤ 30% (streven naar een lagere bedekking) - De boom en struiklaag (exclusief bramen) bedekt ≤ 30% (streven naar een lagere bedekking) - Invasieve exoten zijn afwezig Vegetatie opbouw: - Er is minstens één sleutelsoort aanwezig (streven naar een hoger aantal sleutelsoorten) - Begeleidende soorten en sleutelsoorten bedekken ≥ 30% (streven naar een hogere bedekking)
Deze vegetaties bevinden zich voornamelijk in de overgang tussen open ruimte (veelal grasland) en bos.
Nitrofiele boszomen en –ruigten komen voor langs schaduwrijke randen van bossen of dreven op zones die nooit overstromen. Het betreffen vaak matig vochtig tot droge, humeuze bodems op (licht) beschaduwde standplaatsen. De vegetatietypen die deel uitmaken van dit habitattype zijn zeer divers in standplaats, soortensamenstelling en gevoeligheid voor stikstof en verzuring (Stortelder et al. 1999). De optimale zuurgraad is pH 5 en hoger (pH-H2O) voor de Heggedoornzaadassociatie en de Kruisbladwalstro-associatie met een aanvullend bereik van pH 4,5-5 voor de associatie van Look zonder look en Dolle kervel. Onder de pH 4 kan dit type niet meer in goed ontwikkelde vorm voorkomen. Volgende associaties hebben een smallere pH range: Kruisbladwalstro-associatie (6-7,5) en Kruidvlierassociatie (6,5-7,5) (Runhaar et al. 2009). Het zijn van nature vrij voedselrijke situaties. E is een snellere strooiselomzetting door betere lichtinval in vergelijking met het aangrenzend bos (Weeda et al. 2005). De locatie (expositie, hellingshoek, hoogte en schaduwwerking) is zeer bepalend voor de soortsamenstelling van de zoom als gevolg van instraling van de zon (Stortelder et al. 1999). Het subtype is gevoelig voor stikstofdepositie en eutrofiering (randeffecten van agrarische bemesting, …). Door vermesting is er een versnelde successie richting bos via toename van Grote brandnetel, Kleefkruid, Akkerdistel en Zevenblad sterk toe (Decleer (Ed.) 2007). Er is een duidelijk verschil tussen de depositie op de bosrand ten opzichte van de kern van het bosperceel. Algemeen wordt het verloop van dit effect beschreven met een exponentieel afnemende curve (De Schrijver et al. 2007a). Er is ook een opmerkelijk verschil in bosrandeffecten tussen loof- en naaldbossen. De hogere stikstofdepositie in naaldbossen vergeleken met loofbossen (De Schrijver et al. 2007b) is nog sterker uitgesproken in de bosrand dan in de boskern (oa Wuyts 2009). De bosrand speelt ook een rol bij de invang van stikstof: een geleidelijk opgaande bosrand leidt tot een significante verlaging van de depositie in de kern in vergelijking met een bosrand met een abrupte overgang in vegetatiehoogte (Wuyts et al. 2009). Boszomen zijn van nature vrij voedselrijke situaties. Er is een snellere strooiselomzetting door betere lichtinval in vergelijking met het aangrenzend bos. De locatie van de zoom (expositie, hellingshoek, hoogte en schaduwwerking) is zeer bepalend voor de soortsamenstelling als gevolg van variaties bij de instraling van de zon. De luchtkwaliteit is van geen groot belang voor dit habitatsubtype: de grenswaarde voor N-depositie blijft best onder 34 kg N/ha/jaar.
Langs bosranden en in open plekken in loofbos of in holle wegen of graften komt het habitattype ook voor op matig vochtige, humeuze bodems, vaak op (licht) beschaduwde standplaatsen.
Deze pagina werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van het LIFE-programma van de EU(opent nieuw venster) in het kader van het LIFE BNIP-project(opent nieuw venster).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.