Kleine wolfsmelk is een zeer laagblijvende, eenjarige, grijsgroene plant die in de zomer en herfst bloeit. Aanvankelijk weinig vertakt, groeit ze in de herfst vaak uit tot brede 'kussens'. De bladeren en schutbladen zijn lijnvormig met een stekelpunt. De bloeiwijze heeft drie tot vijf schermstralen, en de halvemaanvormige honingklieren eindigen in draadvormige hoorntjes. De zaden hebben een wrattig oppervlak. Kleine wolfsmelk groeit op kalkhoudende klei, krijt en löss, zowel in graan- als hakvruchtakkers.
Kleine wolfsmelk is een soort van Midden, Zuid- en West-Europa. Ze komt in Duitsland, Engeland en Wallonië voor in streken met kalkhoudende bodems. Voor Vlaanderen krijgen we een gelijkaardig beeld: kleine wolfsmelk scoort het best in de Polders, de Leemstreek en de Maasvallei.
In Vlaanderen is kleine wolfsmelk een zeldzame soort geworden. Het aantal uurhokken is in de karteerperiode na 1971 met bijna 40 % verminderd. Nieuwe groeiplaatsen buiten de akkers hebben het verdwijnen van de plant als akkeronkruid maar gedeeltelijk kunnen compenseren.
Kleine wolfsmelk is een zeer laag blijvende, eenjarige, grijsgroene zomer- en herfstbloeier. Aanvankelijk zijn de plantjes weinig of niet vertakt, maar in de herfst groeien ze vaak tot brede 'kussens' uit. De bladeren en schutbladen zijn gaafvormig en lijnvormig, naar de voet breder; naar de top lopen ze In een fijne stekelpunt uit. De bloeiwijze heeft drie tot vijf schermstralen. De halvemaanvormige honingklieren lopen in draadvormige 'hoorntjes' uit. De zaden hebben een wrattig oppervlak.
Kleine wolfsmelk komt voor in het Middellandse-Zeegebied en in West- en Midden-Europa, noordwaarts tot in het Oostzeegebied. In Nederland is zij het meest te vinden in de buurt van de grote rivieren vooral in de Liemers, de Betuwe en Zuidelijk Utrecht -, in Zeeland en Zuid-Limburg, waar zij plaatselijk nog vrij veel voorkomt. Voorts wordt dit plantje sporadisch op de kleigronden in Groningen, Friesland, Noord- en Zuid-Holland aangetroffen. Kleine wolfsmelk is een akkerplant van kalkhoudende klei, krijt en lôss. Zij groeit zowel in graan- als in hakvruchtakkers en bereikt het hoogtepunt van haar ontwikkeling vaak op het stoppelveld. Dankzij haar nederige, kussenvormige groeiwijze en taaie stengels overleeft zij de oogst zonder veel schade, waarna zij van het plotseling royaal toetredende licht profiteert.
In dit opzicht komt zij overeen met Groot spiegelklokje (Legousia speculum-veneris), Kleine leeuwenbek (Chaenorrhinum minus) en de Stoppelleeuwenbekken (Kickxia spp.), waarmee zij dikwijls samengroeit. Af en toe is Kleine wolfsmelk te vinden in perken, op open plekken in bermen en dijken en langs spoorwegen. Voor de gangbare herbiciden is zij weinig gevoelig. In de voorzomer zijn soms eenstengelige, niet bloeiende dwergplantjes te vinden, die door de roestzwam Uromyces tuberculatus zijn geïnfecteerd. Anders dan de op Cipreswolfsmelk voorkomende roest wisselt deze parasiet niet van waardplant.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Kleine wolfsmelk gedíjt zowel in graanvelden als in hakvruchtakkers. In stoppelvelden kan de plant profiteren van de sterke lichttoename. De soort is sterk gebonden aan kalkhoudende bodems en is gevoelig voor te sterke bemesting. Tijdens de voorbije decennia heeft ze het dan ook moeilijk gehad. Kleine wolfsmelk wordt als pionier ook op allerlei open plaatsen buiten akkers gevonden, zoals randen van paden en bermen van waterlopen, ontgrondingen en jonge aanplantingen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.