Knolrus is een lage tot zeer lage, vaak sterk rood aangelopen, veelal in dichte polletjes groeiende zomer- en herfstbloeier, die in tegenstelling tot andere overblijvende Russen geen wortelstok vormt en vaak al in zijn eerste jaar bloeit. De dunne stengels hebben gewoonlijk een min of meer knolvormig verdikte voet. Knolrus is de enige inheemse Rus die behalve als landplant ook als echte waterplant kan optreden.
Knolrus groeit in ondiep water en op drooggevallen plaatsen op voedselarme en doorgaans zure grond, op zand, leem, veen en soms op sterk zure zware klei (katteklei). Het meest staat hij in door graafwerk ontstane vennen met een vlakke zandbodem.
Knolrus is een Europese soort met een hoofdareaal dat zich vanaf de Pyreneeën noordwaarts uitstrekt over West- en Midden- Europa (incl. Britse Eilanden) en tot halfweg Scandinavië. In België, dat centraal gelegen is in het areaal, situeert het overgrote deel van de vindplaatsen zich in de Kempen, Zandig Vlaanderen en de Ardennen. Knolrus is in Vlaanderen globaal vrij algemeen.
Knolrus is sinds de jaren 70 in heel wat vennen explosief toegenomen als gevolg van sterke verzuring (onder meer samenhangend met de extreme droogte in de zomer van 1976). Sindsdien is de soort vaak rijkelijk aanwezig gebleven. Haar huidige dominantie is te wijten aan de zure toestand van vele van onze vennen en soortgelijke natte milieus.
Knolrus is een lage tot zeer lage, vaak sterk rood aangelopen, veelal in dichte polletjes groeiende zomer- en herfstbloeier, die in tegenstelling tot andere overblijvende Russen geen wortelstok vormt en vaak al in zijn eerste jaar bloeit. De dunne stengels hebben gewoonlijk een min of meer knolvormig verdikte voet. Ze kunnen -- al naar het waterregime op de groeiplaats -- rechtop staan, opstijgen, liggen, kruipen (en op de onderste knopen wortelen), vlotten of zweven: Knolrus is de enige inheemse Rus die behalve als landplant ook als echte waterplant kan optreden. De opgerichte bloeistengels dragen in de onderste helft enige draadvormige bladeren, waarvan de bladschijf gekamerd is door dwarsschotten die van buiten af vaak nauwelijks zichtbaar zijn. In dieper water zijn de bladeren vaak zeer dun; ze lijken dan op die van Naaldwaterbies (Eleocharis acicularis). De niet erg talrijke hoofdjes staan in een ijle bloeiwijze met rechtop- tot wijd afstaande, vaak gekromde, niet of weinig vertakte takken. De bloemdekbladen zijn onderling ongeveer even lang, vrij spits tot stomp. De bloem bevat drie tot zes meeldraden. De vrucht is meestal sigaarvormig met een kort stekelpuntje. Zeer veelvuldig treedt bij Knolrus prolificatie op, waarbij zich in het centrum van de hoofdjes bundeltjes kleine bladeren ontwikkelen. Deze bundels bewortelen zich als ze met water in contact komen, en dienen voor vegetatieve verspreiding.
Knolrus komt voor in West-, Midden- en Noord-Europa (ook op IJsland), verder in het Atlasgebied, op eilanden in de Atlantische Oceaan en op Newfoundland. In Nederland is hij vrij algemeen in de pleistocene streken, zeldzamer in de duinen van de Waddeneilanden en noordelijk Noord-Holland en in het polderland van Zuid-Holland en Utrecht; elders komt hij sporadisch voor.
Knolrus groeit in ondiep water en op drooggevallen plaatsen op voedselarme en doorgaans zure grond, op zand, leem, veen en soms op sterk zure zware klei (kattenklei). Het meest staat hij in door graafwerk ontstane vennen met een vlakke zandbodem. Water met een sterke golfslag wordt door deze Rus gemeden; hij kan echter wel in stromend water groeien: in beekjes in heidegebieden. Hij kan met weinig licht toe, wat onder Russen uitzonderlijk is, en schijnt al met assimileren te kunnen beginnen terwijl zijn groeiplaats nog met ijs bedekt is. Kieming van het zaad lijkt beperkt tot droogliggende plekken, maar als Knolrus zich eenmaal gevestigd heeft, verovert hij snel ook ondiep water dank zij overvloedige prolificatie: de stekjes slaan het riskante kiemingsproces over en hoeven niet aanstonds voet aan de grond te krijgen om tot nieuwe plantjes te kunnen uitgroeien. Als waterplant treedt Knolrus alleen op de voorgrond in zuur water. Dit komt doordat hij voor zijn koolstofvoorziening op kooldioxide aangewezen is en geen (bi)carbonaat kan assimileren. De oplosbaarheid van kooldioxide in neutraal water is gering, zij neemt toe naarmate het water zuurder is. In basisch water wordt kooldioxide in bicarbonaat en vervolgens in carbonaat omgezet. Hoe zuurder het water, des te meer profiteert Knolrus hiervan door met zijn dunne, zwevende stengels en bladeren kooldioxide uit het water op te nemen. Bij uitzondering groeit hij ook weleens in basisch (geworden) water, maar dan spaarzaam en met alle bladeren en een zo groot mogelijk deel van zijn stengel boven water! Bij gebrek aan kooldioxide in het water moet hij het dan uit de lucht betrekken.
Weinig planten worden zozeer begunstigd door de huidige verzuring van voedselarme wateren ten gevolge van luchtverontreiniging als Knolrus. Gasvormige verbindingen als zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak, door industrie verkeer en veehouderij in de lucht uitgestoten, worden als ze de grond of het water bereiken, omgezet in de sterke zuren zwavelzuur en salpeterzuur. Bij gratie daarvan lost meer kooldioxide in het water op dan voorheen, ten gunste van Knolrus. Alleen Moerasstruisgras (Agrostis canina) en sommige veenmossen (Sphagnum spp.) vertonen een vergelijkbare toeneming, maar terwijl deze vooral de oeverzone van zulke wateren onder de voet lopen, is Knolrus de plant die het open water opvult. Talloze heidevennen en zand- en leemputten zijn ervan vergeven, terwijl Oeverkruid (Littorella uniflora), Moerashertshooi (Hypericum elodes) en andere bijzondere venplanten de meeste van hun vroegere groeiplaatsen kwijtgeraakt zijn en alleen Veelstengelige waterbies (Eleocharis multicaulis) zich ongestoord handhaaft. In heidegebieden staat Knolrus verder ook op afgeplagde plekken en in karresporen, met name daar waar langdurig water blijft staan. In laagveengebieden komt hij hier en daar voor in oud veenmosrietland in laagten die niet met het buitenwater in contact staan. Voorts is Knolrus de laatste vijftien jaar op verscheidene plaatsen in Westnederlandse poldergebieden aangetroffen in sloten op zure veen- en kleigrond.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Knolrus is een amfibische en zeer veelvormige plant, die doorgaans groeit op zandige tot lemige oevers van vennen of sloten, al of niet met een organische laag (bezinksel) bovenop de minerale ondergrond. De soort heeft een voorkeur voor zure vennen met duidelijke seizoenale waterschommelingen, liefst rijk aan opgelost koolstofdioxide. Ze is aangepast aan de opname van ammonium en koolstofdioxide uit het oppervlaktewater via stengel en bladeren (SCHUURKES et al. 1986). Die stoffen nemen toe in het oppervlaktewater in tijden van ammoniakdepositie en de daaruit resulterende verzuring. Bij verzuring is de soort dan ook een competitieve dominant. Thans komt knolrus voor in vennen met vrij uiteenlopende water- en bodemchemie: ook in circumneutraal, zwak gebufferd water wordt knolrus aangetroffen, ook al vormt de plant alleen hoge bedekkingen in de zuurste wateren.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.