Lavendelhei is een altijdgroene dwergheester met opgerichte takken en leerachtige, lancetvormige bladeren. Ze bloeit voornamelijk in het midden van de lente en soms tot de herfst. De roze bloemen worden wit tijdens de bloei en lijken op lampionnen. De plant verspreidt zaden door harde wind en is giftig. Lavendelhei is een typische hoogveenplant.
Lavendelhei is een circumboreale soort met een hoofdareaal in Alaska en in Noord- en Oost-Europa. Richting oosten is het areaal aangesloten tot in West-Siberië. Ten zuiden van Denemarken komt ze minder in de kustgebieden voor, maar is ze te vinden in de hogergelegen gebieden van Midden-Europa. In België bereikt ze de zuidwestgrens van haar verspreidingsgebied. In Wallonië komt ze alleen zeldzaam voor in de (Hoge) Ardennen. In Vlaanderen is ze beperkt tot het Kempense deel van de provincies Antwerpen en Limburg.
Gezien haar eisen ten aanzien van de waterhuishouding is lavendelhei in Vlaanderen zeer zeldzaam en beperkt tot ofwel hydrologisch goed geïsoleerde vennen die bovendien een lange en ongestoorde verlanding kenden, ofwel tot de grote heidegebieden waar nog veengroei optreedt. De soort is altijd erg zeldzaam geweest. Ten opzichte van de periode voor 1939 was er tijdens de eerste kartering (1939-1971) sprake van een gevoelige achteruitgang, vooral door het verdwijnen van vindplaatsen in de centrale Kempen, in het gebied van de Grote en de Kleine Nete. Ook nadien ging de soort verder achteruit, ondanks het feit dat een aantal extra locaties is gevonden die in de periode 1939-1971 vermoedelijk over het hoofd werden gezien.
Lavendelhei is een altijdgroene, spaarzaam vertakte dwergheester met opgerichte takken. Na de hoofdbloei in het midden van de lente zijn tot de herfst met een zekere regelmaat nog bloeiende twijgen te vinden. Aan de ondergronds kruipende stengelbasis ontspringen lange uitlopers. De lavendel-achtige bladeren zijn leerachtig, lancetvormig, wasachtig berijpt, met een verdiept liggende middennerf en omgerolde randen, van boven donkergroen, van onder licht blauwachtig. Ze staan verspreid en zijn schuin omhoog gericht. Aan het eind van de takken staat een klein aantal knikkende, vijftallige bloemen op afstaande stelen. De schermvormige trosjes zijn 'gekuifd', doordat de bovenste bladeren (en dikwijls ook zijtakjes) erboven uitsteken. Opvallend is dat bloemsteel, kelk en kroon aanvankelijk dezelfde roze kleur hebben. Tijdens de bloei vergroot de urnvormige, bijna bolronde kroon zich, waarbij zij porseleinachtig wit wordt en op een lampion gaat lijken. De helmknoppen zijn tweehoornig. Het bovenstandige vruchtbeginsel ontwikkelt zich tot een doosvrucht, terwijl de bloemsteel zich opricht. Lavendelhei geldt als een winterstaander: de vrij grote zaden worden uit de vrucht gestrooid wanneer de twijgen door harde wind heen en weer worden geschud. De plant is giftig.
Lavendelhei komt voor in de koel-gematigde zone van het noordelijk halfrond en bereikt in Nederland de Zuidwestgrens van haar gesloten areaal. Zij is hier zeldzaam in de pleistocene streken en grotendeels beperkt tot de oostelijke helft van het land; alleen in Drenthe komt zij nog vrij veel voor. In de meeste streken is Lavendelhei zeldzamer dan Kleine veenbes, maar in Twente komt zij meer voor dan deze soort. Geïsoleerde vindplaatsen liggen in veenheiden in het brakwaterveengebied van Waterland. Lavendelhei behoort evenals Kleine veenbes tot de typische hoogveenplanten. Enerzijds is zij minder aan Veenmosvegetaties gebonden dan Kleine veenbes, anderzijds is zij sterker tot zeer zure grond beperkt. In het reliëf van levend hoogveen en van mospakketten in heidevennen staat Lavendelhei hoofdzakelijk bovenop lage mosbulten en op de flanken van hogere bulten. In de slenken dringt zij minder door dan Kleine veenbes; op de kruin van hoge bulten komt zij ook niet veel voor. In deels ontgonnen hoogveen staat Lavendelhei onder meer aan de voet van veendijkjes en op de kanten van greppels. Slaan daar houtgewassen op, dan kwijnt zij spoedig. Behalve in levend en op rustend of vergraven hoogveen komt Lavendelhei soms voor op plaatsen waar zich al op geringe diepte zand bevindt. Dit is het geval in Dopheivegetaties langs de oever van heidevennen en in natte, venige, gedeeltelijk uitgeturfde laagten in heidevelden.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Lavendelhei is een typische hoogveensoort die ook wel in natte heide met actieve veenvorming kan voorkomen. De standplaats is erg zuur, ongebufferd en zeer voedselarm. In optimale omstandigheden staat de watertafel heel het jaar net onder het maaiveld. In elk geval is de standplaats zeer nat en vertoont de watertafel slechts minimale schommelingen. Bij verlanding van veenputten en vennen kan lavendelhei in de opgroeiende veenmosbulten groeien. Zijn er bulten en slenken gevormd, dan vinden we de soort bovenop de lagere veenmos- bulten of, wanneer de bulten verder uitgroeien, op de flanken ervan. Verdroging is nefast voor lavendelhei, en bij het dichtgroeien van het veen met berken of dennen zal het al snel te donker worden voor deze soort.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.