Paarbladig fonteinkruid is een ondergedoken, heldergroene plant die bloeit in de voorzomer en zomer. De stengels zijn matig vertakt, met bladeren in paren die in één vlak staan en soms licht schroefvormig zijn. De bladeren zijn langwerpig, getand met een halfstengelomvattende voet. Ze zijn vaak schuitvormig gevouwen. Bladeren met een aar hebben twee oortjes aan de voet, in plaats van het tuitje bij andere Fonteinkruiden. Paarbladig fonteinkruid is een uitgesproken hardwaterplant, dat wil zeggen: het is gebonden aan carbonaatrijk, basisch water.
Het areaal van paarbladig fonteinkruid bestrijkt Zuidwest- Azië, Noordwest-Afrika en het mediterraan-Atlantische deel van Europa, in het noorden tot Denemarken en Schotland. Door de voorkeur voor harder water is paarbladig fonteinkruid vooral te vinden in de Duinen, de Vlaamse Vallei (Moervaartdepressie), langs de Beneden-Schelde, in de Leemstreek en in de Voerstreek. In grote delen van de Kempen, Zandlemig Vlaanderen en de Vlaamse Ardennen, maar ook midden in de Polders, blijft de soort afwezig. De enkele vondsten in de Kempen zijn vooral te danken aan de aanleg van kanalen, gevoed met hard water uit het Maasbekken. In Wallonië is de soort her en der aanwezig (maar niet in de Ardennen?). Ze is er zeer zeldzaam.
Ook in Vlaanderen is de soort zeer zeldzaam. In het noorden West-Vlaanderen en in de Leemstreek, vooral van Dender tot Dijle, is het aantal groeiplaatsen duidelijk teruggelopen na de periode 1939-1971, met waterverontreiniging en habitatdestructie als meest voor de hand liggende oorzaken. Hoewel de grootte van de bladeren erg varieert, is paarbladig fonteinkruid een van de best herkenbare echte waterplanten. Niettemin is de aanwezigheid van de soort in Vlaanderen mogelijk toch nog enigszins onderschat.
Paarbladig (of Dichtbladig) fonteinkruid wijkt in enige essentiële opzichten af van de overige Fonteinkruiden, die hierna onder Potamogeton worden behandeld. Het wordt daarom vaak als enige soort in een afzonderlijk geslacht Groenlandia ondergebracht. Het uiterlijk van de plant is onmiskenbaar en vertoont alleen met Brede waterpest (Elodea canadensis) een oppervlakkige overeenkomst. Paarbladig fonteinkruid is een ondergedoken, heldergroene, vrij tengere voorzomer- en zomerbloeier met een sterk vertakte, 's winters doorgroeiende wortelstok en matig vertakte, vaak schijnbaar gevorkte stengels. De vaak dicht opeen staande bladeren staan in paren vrijwel tegenover elkaar, maar de bladparen staan in één vlak, niet kruisgewijs; wel vertoont het geheel vaak een lichte schroefvormige draaiing. Naar boven buigen de stengels in horizontale richting. Het lijkt alsof uit het water wenteltrapjes oprijzen. Zelden staan de bladeren in kransen van drie, zoals bij Waterpest. Het blad is meestal langwerpig- tot lancetvormig-eirond met een halfstengelomvattende voet, een aanvankelijk vaak zeer fijn getande, later gave rand en een tamelijk spitse top. Dikwijls is het blad schuitvormig gevouwen met een iets naar onder wijzende punt. De bladeren die in hun oksels een aar dragen, onderscheiden zich doordat ze aan de voet twee oortjes vertonen en daardoor spiesvormig zijn. Deze oortjes worden beschouwd als steunblaadjes en komen dus in de plaats van het tuitje dat bij de overige Fonteinkruiden te vinden is.
De bloeiaren zijn kort gesteeld en gaan min of meer schuil tussen de bladeren. Ze staan in de vork van de vertakkingen. Ze bevatten maar één krans van vier bloemen. Bestuiving schijnt zowel boven als onder water te kunnen plaatsvinden. Na de bloei kromt de aarsteel zich naar onder, zodat de vruchten onder water rijpen. Uit elke bloem komt meestal maar één vruchtje tot ontwikkeling. Dit is geen nootje, zoals bij andere Fonteinkruiden, maar een dopvrucht: de wand is niet hard maar leerachtig. Vermoedelijk is dit de oorzaak ervan dat de vruchten veel sneller kiemen dan die van de overige Fonteinkruiden. De bloeiwijze lijkt enigszins op die van Spits fonteinkruid; een andere overeenkomst met deze soort is dat nabij de voet van de bladeren, niet alleen aan de stengelvoet maar ook hogerop, dikwijls een lange, witte, zwevende bijwortel wordt gevormd. Afgebroken stengelstukken kunnen met zulke wortels op nieuwe plekken aanslaan en zo tot de verspreiding van de plant bijdragen. De wortelstok en de sterk bewortelde stengelbasis overwinteren veelal; winterknoppen worden niet gevormd.
Paarbladig fonteinkruid komt voor in West-, Midden- en Zuid-Europa, in het Atlasgebied en Zuidwest-Azië. In Nederland, waar het zijn noordgrens nadert, behoort het tot de tamelijk zeldzame waterplanten, al kan het plaatselijk vrij veel voorkomen. Het meest is het te vinden in de dalen van de Rijn en zijn zijtakken (ook in het Maasdal stroomafwaarts van Wijchen). Van hieruit dringt het een eindweegs in de Overijsselse, Gelderse en Utrechtse zandstreken door, waarbij het voorkomen langs de oostelijke en zuidelijke IJsselmeerkust aansluit. Voorts is Paarbladig fonteinkruid aan de duinrand aan te treffen, het meest in Kennemerland, zeldzaam verder zuidwaarts tot Schouwen. Zowel in Noord-Nederland als bezuiden de grote rivieren zijn slechts weinig, merendeels oude vondsten van deze soort bekend.
Paarbladig fonteinkruid is een uitgesproken hardwaterplant, dat wil zeggen: het is gebonden aan carbonaatrijk en daardoor basisch water. Het groeit in zoet, helder, min of meer kalk- en voedselrijk maar fosfaatarm water met een fosfaatrijkere bodem, die meestal uit zand of rivierklei bestaat en slechts met een dun sliblaagje bedekt is. Ook lijkt het gebonden aan water met een vrij gelijkmatige temperatuur, dus 's zomers koud en 's winters niet bevriezend. In verband hiermee staat het vooral in permanent of periodiek stromend water: in kwel- of drangwater voerende sloten; in afwateringskanaaltjes, vooral in de buurt van duikers, waar af en toe wat sterkere stroming optreedt; in ondiepe geulen in het winterbed van de grote rivieren. In ongerepte beken wordt het bij ons nauwelijks aangetroffen, vermoedelijk doordat deze te carbonaatarm water bevatten. Als pionier is Paarbladig fonteinkruid in kleiputten en andere pas gegraven plasjes en in opnieuw gegraven sloten te vinden. In de provincie Utrecht is het behalve van zand- en kleigrond ook bekend uit veengebieden met sterke kwel, waar het samen met Groot blaasjeskruid (Utricularia vulgaris) en kranswieren optreedt. Meer in het algemeen groeit het dikwijls samen met Sterrenkroos (Callitriche spp.), Waterranonkels (Ranunculus ondergesl. Batrachium), Waterpest (Elodea spp.) en Slanke waterkers (Rorippa microphylla); vooral op klei ook met Gekroesd of Doorgroeid fonteinkruid. Evenals deze laatste soort is het soms in de geulen in het zoetwatergetijdengebied aan te treffen. In minder voedselrijk water komt het wel samen met Rossig fonteinkruid voor. Bemesting leidt in weidesloten en afwateringskanaaltjes vaak tot waterverharding en kan daardoor uitbreiding van Paarbladig fonteinkruid bevorderen, mits het water helder blijft. Hiervoor is dan nodig dat het fosfaat uit het landbouwwater door kalk- of ijzerhoudend kwelwater wordt neergeslagen. Een voorbeeld van zo'n uitbreiding was recent bij Markelo waar te nemen, waar in een sloot aan de voet van de heuvels omstreeks 1980 van hoog naar laag achtereenvolgens Duizendknoopfonteinkruid, Ongelijkbladig, Rossig en Paarbladig fonteinkruid verschenen. Nog geen tien jaar later waren de eerste twee verdwenen, Rossig fonteinkruid groeide nu verder stroomopwaarts en Paarbladig fonteinkruid stond over een veel groter traject van de 'benedenloop'.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Paarbladig fonteinkruid is een plant van zowel stilstaand als sterk stromend, zoet, helder, basisch, voedsel- en vaak ook erg kalkrijk water. Meestal groeit de soort op een minerale bodem. Ze wordt zowel in grote wingaten als kleine veedrinkpoelen aangetroffen. In Vlaanderen komt ze eerder occasioneel voor in stromend water (zie bv. MOLENAAR & SYMONS 2000). Soms wordt melding gemaakt van een voorkeur voor een gelijkmatige watertemperatuur om het voorkomen in verband met kwel of stroming te verklaren. Ammoniak wordt volgens sommige bronnen niet goed verdragen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.