De Smalle of Smalbladige raai is een lage, slanke plant met smalle, lijn-lancetvormige bladeren en paarse bloemen met een geel gevlekte onderlip. Hij groeit op zonnige, droge, stikstofrijke plaatsen zoals spoorwegterreinen en krijthellingen. De Brede raai verschilt door bredere bladeren en een kelk met klierharen en komt voor op vergelijkbare plekken, maar lijkt nu verdwenen te zijn.
Het herkomstgebied van smalle raai ligt in Zuid- en Midden-Europa. De plant is vooral via de valleien van grote rivieren en met adventiefvestigingen in meer kunstmatige biotopen (zoals spoorwegen en mijnterreinen) verder noordwaarts doorgedrongen, met voorposten tot in Schotland en Zuid-Scandinavië. In Wallonië, en met name in het Maasdistrict, is smalle raai duidelijk algemener verspreid dan in Vlaanderen.
Smalle raai is vandaag uiterst zeldzaam in Vlaanderen. In meer natuurlijke milieus is de soort in Vlaanderen alleen bekend van de Maasvallei. Ze heeft er één stabiele groeiplaats en een aantal telkens op andere plaatsen opduikende, kleine, kortlevende populaties op periodiek overstroomde grindbanken. Smalle raai is sterk achteruitgegaan, vooral omdat de soort als akkeronkruid verdwenen is.
De Smalle of Smalbladige raai is een lage, slanke en tamelijk ijl gebouwde, vaak sterk bruinpaars aangelopen plant met een verspreide, aanliggende, zachte beharing. De bladeren zijn smaller dan bij andere Hennepnetels, tot lijn-lancetvormig, gaafrandig of met enkele ondiepe insnijdingen. De schijnkransen bevatten minder bloemen dan bij verwante soorten, gewoonlijk niet meer dan tien. Ze hebben een aanliggend behaarde kelk en een fraai paarse kroon, waarvan de onderlip geel gevlekt is.
Smalle raai is beperkt tot West- en Midden-Europa; de noordgrens loopt dwars door Nederland. Hij is hier zeer zeldzaam in Zuid- en Midden-Limburg en het zuidoosten van Noord-Brabant; om Nijmegen lijkt hij te zijn verdwenen. Verder noord- en westwaarts is hij sporadisch aangetroffen langs de grote rivieren en als adventief plant.
Smalle raai is een plant van zonnige en 'warme', droge, open, stikstofhoudende, steenachtige standplaatsen. In Midden-Europa staat hij met name op rolsteenhellingen, vaak - maar lang niet altijd - op kalkrijk materiaal. In Nederland vindt hij twee vervangende biotopen in het cultuurlandschap. De meeste recente vondsten betreffen ballastbedden en schouwpaden op spoorwegterreinen. Daarnaast wordt de plant nog op een enkele plek in of langs graanakkers op krijthellingen aangetroffen. In oecologisch opzicht lijkt Smalle raai vooral op Kleine leeuwenbek (Chaenorrhinum minus).
De Brede raai (Galeopsis ladanum subsp. ladanum) verschilt van de Smalle door bredere en sterker getande bladeren en doordat de kelk met afstaande klierharen is bezet. Hij komt op soortgelijke standplaatsen voor en is vroeger vooral in Zuid-Limburg aangetroffen, maar lijkt nu uit ons land verdwenen.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Smalle raai is een pionier van grindterreinen, die in Vlaanderen, aan de noordrand van het verspreidingsareaal, iets kieskeuriger is wat groeiplaats betreft. De soort is beperkt tot snel opwarmende, geregeld verstoorde grindstroken, waar voortdurend nieuwe pioniersomstandigheden ontstaan. Haar natuurlijke standplaats van puinwaaiers en grindafzettingen langs de rivieren, vindt smalle raai in Vlaanderen langs de Grensmaas. Vroeger kwam ze ook voor als onkruid in graanakkers. In dat milieu is smalle raai nagenoeg volledig verdwenen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.