Zeealsem is een middelhoge, geheel grijs behaarde, halfstruikvormige herfstbloeier met een zeer sterke, kruidige alsemgeur. Zij valt door haar zilverige tint al van ver op. De bladeren zijn dubbel tot drievoudig veervormig gedeeld en de knikkende, eivormige hoofdjes bevatten gele bloemen. Zeealsem is een zoutplant die vrijwel uitsluitend buitendijks voorkomt. Op het schor beperkt zij zich bijna geheel tot oeverwallen van kreken en de voet van zeedijken.
Het areaal van zeealsem omvat de kusten van West-Europa van Zuidwest-Frankrijk tot Zuid-Zweden. Nauw verwante soorten (of ondersoorten, naar gelang van de taxonomische opvatting) komen voor op de zoutsteppen van Midden-Europa tot Centraal-Azië.
Zeealsem is in België alleen gevonden in Vlaanderen. De soort is er uiterst zeldzaam met momenteel amper nog twee populaties: een aan de IJzermonding te Nieuwpoort en een in het Zwin te Knokke. In 1929 werd de soort nog waargenomen in de omgeving van Bredene. De populaties langs de Schelde stroomafwaarts van Antwerpen (Liefkenshoek, Doel) dateren van de negentiende eeuw.
Zeealsem is een middelhoge, geheel grijs behaarde, overblijvende en halfstruikvormige, vaak in grote groepen groeiende herfstbloeier met een zeer sterke, kruidige alsemgeur. Wat de aanvangstijd van haar bloei betreft, behoort zij onder de oorspronkelijk inheemse planten tot de allerlaatsten, maar lang voordien valt zij door haar zilverige tint al van ver op. Aan een korte, vertakte wortelstok ontspringen kruipende takken met bladrozetten waaruit opstijgende bloeistengels voortkomen. De bladeren zijn dubbel tot drievoudig veervormig gedeeld met lijnvormige, ongeveer een millimeter brede, aan de top afgeronde, aan de zijranden omgekrulde slippen. De knikkende of opgerichte, eivormige hoofdjes bevatten gele bloemen.
De bij ons voorkomende vorm van Zeealsem treedt op aan West- en Noord-Europese kusten van Zuidwest-Frankrijk tot het Oostzeegebied, en op binnenlandse zoutplekken in Duitsland. Nauw verwante soorten (of ondersoorten) komen voor in de Alpen, respectievelijk in zoutsteppen van Zuidoost-Europa en Zuidwest- en Midden-Azië. In Nederland is Zeealsem vrij algemeen aan de kusten van het Waddengebied; in het Deltagebied is zij minder algemeen geworden. Langs het IJsselmeer is zij nu wel geheel verdwenen, al heeft zij zich op een paar plekken in Friesland nog lang gehandhaafd. Voorts staat zij aan de Hondsbossche Zeewering.
Zeealsem is, nog meer dan Lamsoor (Limonium vulgare) en Gewone zoutmelde (Atriplex = Halimione portulacoides), een zoutplant die vrijwel uitsluitend buitendijks voorkomt. Binnendijkse groeiplaatsen zijn vrijwel alleen bekend van kanaalbeschoeiingen op Zuid-Beveland, waar de plant door golfslag, veroorzaakt door voorbijvarende schepen, regelmatig van zout wordt voorzien. Op het schor beperkt zij zich bijna geheel tot oeverwallen van kreken en de voet van zeedijken. Aan de zilvergrijze banden die de Zeealsembegroeiing over het schor drapeert, is van grote afstand het slingerende verloop van de kreken af te lezen. De plant is gebonden aan zandige, althans niet uitgesproken kleiige bodem, waarin na een hoge vloed de lucht weer tamelijk snel kan doordringen. Tevens eist zij een vrij hoog, maar vrij sterk wisselend zoutgehalte van het bodemvocht. In vergelijking met Gewone zoutmelde treedt Zeealsem in hogere zones van het schor op de voorgrond. Beide halfstruiken komen In onze streken vaak samen voor, maar van laag naar hoog gaat een Zoutmeldevegetatie zonder Zeealsem over in één met verspreide Zeealsem om vervolgens plaats te maken voor een Zeealsemvegetatie met verspreide Zoutmelde. Als zo'n Zeealsemvegetatie veel vloedmerk invangt, kan zij overgroeid raken door Strandkweek (Elymus athericus). Wordt er weinig of geen vloedmerk afgezet, dan ontwikkelt zich tussen de Zeealsem meestal een vrij dichte grasmat, die grotendeels of geheel uit Rood zwenkgras (Festuca rubra) bestaat. Op beweide schorren profiteert dit gras kennelijk van de bescherming die Zeealsem biedt: om haar sterke geur wordt deze plant door grazend vee gemeden en Rood zwenkgras, dat in beweid terrein vaak grotendeels door Zilte rus (Juncus gerardi) wordt verdrongen, kan zich in de Zeealsembegroeiing ongestoord ontwikkelen.
Zeealsem bevat santonine, een wormafdrijvend en insectenwerend middel. In Zeeland werd zij vroeger gedroogd en tussen het linnengoed gelegd, wellicht niet alleen om de geur maar ook tegen kleermot. Ook werd zij in hondenhokken gestrooid tegen de vlooien.
Door kampeerders wordt de plant wel gebruikt om muggen buiten de tent te houden. Voor een aantal andere insecten is zij echter onontbeerlijk als voedselplant. Uit de vlinderfamilie Tortricidae is de vrij zeldzame Eucosma maritima aan deze plant en haar verwant Absintalsem gebonden. De rups leeft van de zaden en de bladeren; de volwassen vlinder houdt zich altijd tussen of vlak bij Alsemplanten op en is dikwijls moeilijk te vinden. De zeldzame kokermot Coleophora artemisiella beperkt zich tot Zeealsem en is bij ons waargenomen op Terschelling en in het Sloegebied in Zeeland. De spartelkever Mordellistena nanuloides is in ons land alleen op Zeealsem in Zeeland aangetroffen, vroeger in nu ingepolderde terreinen in het Sloe, meer recent nog langs het oostelijke deel van de Oosterschelde. Hij is in de tweede helft van de lente en het begin van de zomer in de bovenste regionen van Zeealsemgordels te vinden. Uit de Prachtvliegenfamilie (Otitidae) leven Melieria cana en picta als larve in de stengels van Zeealsem. Tot dusver zijn ze in ons land alleen in het Deltagebied aangetroffen. Hun binding aan Zeealsem is in zoverre opmerkelijk, dat de overige plantenetende prachtvlieglarven gebonden zijn aan grasachtige planten, zoals Riet (Phragmites australis). Een zeldzame zeealsemspecialist is de bloemwants Plagiognathus litoralis, die behalve van enkele Nederlandse Waddeneilanden alleen bekend is van de Wadden- en de Oostzeekust van Sleeswijk-Holstein. Bladluizen die op Zeealsem leven en niet van waardplant wisselen, zijn Coloradoa heinzei en Macrosiphoniella pulvera.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Zeealsem is een soort van de oeverwallen van zilte kreken. Ze komt in Vlaanderen bijna uitsluitend buitendijks voor en is tegenwoordig beperkt tot twee schorrengebieden aan de kust. Zeealsem groeit op zandige, zilte plaatsen met een goed door- luchte bodem. Aan de IJzermonding is dat vooral op klifvormi- ge randen van de dijk die bij springtij onder invloed van het zoute water staan, maar die daarna weer droog komen. Zeealsem groeit samen met soorten van het schor (zoals melkkruid en lamsoor), maar ook met soorten van het hoogstrand en van pioniersduinen (zoals biestarwegras).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.