Lamsoor is een lage tot middelhoge plant die in de zomer bloeit en zich via uitlopers vermeerdert, waardoor het vaak in grote groepen voorkomt. De grauwgroene bladeren zijn langwerpig-omgekeerd-eirond en lijken op schapenoren, wat de plant haar Nederlandse naam geeft. De bloeiende rozetten dragen meestal één bloeistengel die zich vertakt tot een brede, rijkbloemige bloeiwijze. De violetblauwe bloemen zijn opvallend en geven bloeiende Lamsoorvelden de bijnaam 'Zeeuwse heide'. Lamsoor groeit in de lagere delen van schorren, tussen de gemiddelde hoogwater- en springvloedlijn.
Het areaal van lamsoor is beperkt tot de kusten van het Middellandse- Zeegebied en West-Europa. De soort bereikt de noordgrens van haar areaal in het zuiden van Schotland en aan de zuidkust van Zweden.
Lamsoor komt niet voor in Wallonië en is uiterst zeldzaam in Vlaanderen. De grootste populatie bevindt zich in het Zwin te Knokke (waar de soort ook Zwinneblomme genoemd wordt). Andere belangrijke vindplaatsen zijn de IJzermonding te Nieuwpoort, het strandreservaat van de Baai van Heist en het schor van Oude Doel stroomafwaarts van Antwerpen. Op andere locaties betreft het dikwijls slechts enkele individuen op zeedijken of op zilte, natte plekken op industrieterreinen.
Lamsoor is een lage tot middelhoge zomerbloeier, die zich door uitlopers vermeerdert en daardoor vaak in grote groepen groeit. De hoofdbloei valt omstreeks begin augustus; tot ver in de herfst zijn sporadisch nabloeiende rozetten te vinden. De grauwgroene, omhoog gerichte bladeren zijn langwerpig-omgekeerd-eirond met aan de top een stekelpuntje. Aan de voet zijn ze geleidelijk in de steel versmald. Aan hun gelijkenis met schapenoren ontleent de plant haar Nederlandse naam; de Zeeuwen bedoelen met 'lamsoren' echter de als groente gegeten bladeren van Zulte (Aster tripolium). Bloeiende rozetten dragen meestal één bloeistengel die zich naar boven vertakt tot een brede, rijkbloemige, tuilvormige, sterk samengestelde bloeiwijze. De kelkbuis is het enige behaarde deel van de plant. De bloemkroon is violetblauw; door het massa-effect trekken de bloemen zeer de aandacht, zodat bloeiende Lamsoorvelden wel als de 'Zeeuwse heide' worden betiteld.
Lamsoor komt voor aan de Zuid- en West-Europese kusten, verder sporadisch aan de oost- en zuidkust van de Middellandse Zee. In het noorden wordt de areaalgrens bereikt in Noord-Engeland en aan de ingang van de Oostzee; de plant gaat hier niet verder oostwaarts dan Denemarken. In Nederland is Lamsoor plaatselijk algemeen in het Deltagebied en op de Waddeneilanden, ook op Rottum en Griend; voorts komt het hier en daar aan de kust van Groningen, Friesland en noordelijk Noord-Holland voor.
Lamsoor is één van de opvallendste bewoners van de lagere delen van schorren. De gordel waarin het optreedt, strekt zich uit vanaf ongeveer de gemiddelde hoogwaterlijn tot omstreeks de gemiddelde springvloedlijn. Per maand komt de plant minstens enkele dagen achtereen bij vloed geheel of gedeeltelijk onder water, wat ook te zien - en te ruiken! - is aan het aanspoelsel dat nogal eens in de bloeiwijzen blijft hangen. Lamsoor groeit op klei en slibrijk zand, niet op puur zand. Kieming vindt plaats in het voorjaar, in regenrijke perioden omstreeks dood tij, als het zoutgehalte van de grond relatief laag is. Na haar vestiging vermeerdert de plant zich in hoofdzaak vegetatief. Waar een zandvlakte met slib wordt bedekt, zoals op de Bosplaat van Terschelling, kan Lamsoor zich snel
en massaal uitbreiden. Door vee wordt het gemeden, behalve dat schapen in het voorjaar de jonge bladeren afbijten en daardoor de plant spoedig doen afsterven. Maar ook intensieve beweiding door andere hoefdieren doet Lamsoor achteruitgaan of verdwijnen, doordat het - ook weer vooral in de lente - erg gevoelig is voor betreding. Van een geringe veebezetting kan de plant echter profiteren, bijvoorbeeld doordat het vee hoger opschietende gewassen als Riet (Phragmites australis) en Heen (Scirpus maritimus) in bedwang houdt. Waar Lamsoor in de schaduw van dergelijke planten komt te staan, kwijnt het snel weg.
Een grote ontplooiing bereikt het in ondiepe kommen op lage schorren. Tussen het overheersende Lamsoor groeien hier Zeeweegbree (Plantago maritima), Schorrenzoutgras (Triglochin maritima), Gerande schijnspurrie (Spergularia maritima), Langarige zeekraal (Salicornia dolichostachya), Zulte en in kleine hoeveelheden Gewone zoutmelde (Halimione portulacoides) en Gewoon kweldergras (Puccinellia maritima); de laatste treedt pas bij intensieve beweiding op de voorgrond. Zeeweegbree kan in Lamsoorvelden een belangrijke plaats innemen, maar blijft op de meeste plaatsen tweede viool spelen. Bij de vestiging kiemt Lamsoor op lagere, slibrijkere plekjes dan Zeeweegbree, die voor zijn kieming sterkere (tijdelijke) ontzilting vergt. Vervolgens breidt de eerste zich sneller uit dan de tweede. Lamsoor is een excellente slibvanger, en heeft op een verse sliblaag ook weer een beter kiemingsmilieu dan Zeeweegbree.
Tenslotte komt het bodemoppervlak echter zo hoog te liggen, dat de frequentie van overspoeling te laag wordt om Lamsoor in zijn overheersende positie te handhaven. Omstreeks de springvloedlijn zien we het regelmatig, maar niet erg vitaal, optreden in begroeiingen met Zilte rus (Juncus gerardi), Rood zwenkgras (Festuca rubra) en Engels gras. Vegetaties van Gewone zoutmelde en/of Zeealsem (Artemisia maritima) op kreekoeverwallen bevatten ook vaak wat Lamsoor. Verder staat het wel op de voet van zeedijken, soms ook hogerop tussen basaltstenen binnen bereik van opspattend zout water. Aan de Westerschelde bereikt het al op Nederlands gebied zijn 'zout-ondergrens': vanaf Bath zuidoostwaarts wordt het zoute zeewater teveel door zoet Scheldewater verdund. Binnendijks staat Lamsoor slechts op een paar natte terreinen vlak achter zeedijken - inlagen of afgedamde kreken - waar via sterke kwel de getijdenbeweging invloed uitoefent. Behalve voor droogte blijkt het ook gevoelig voor waterverontreiniging: in Engeland is het in diverse riviermondingen in de buurt van havensteden verdwenen.
Lamsoorspecialisten
Diverse organismen zijn aan Lamsoor gebonden. Onder de motvlindertjes geldt dit voor Agdistis bennetii en Goniodoma limoniella. De eerste komt het meest voor. Zijn rups knaagt gaten in de bladeren. De rups van Goniodoma is een zaadeter, die in een tot een zakje samengesponnen bloemkroon leeft. Haar kop en pootjes steken eruit, zodat zij gecamoufleerd over de plant kan wandelen. Verpopping vindt plaats in de bloeiwijzesteel, Een heel fraai snuitkevertje dat op Lamsoor leeft, is de paarsachtig metaalglanzende Apion limonii. Deze verschijnt in de bloeitijd van de plant en valt tussen de bloemen weinig op. Bij goed zoeken werd hij op tal van plaatsen ontdekt; hij is beperkt tot minder frequent overstroomde delen van het schor. De larve leeft in de wortelhals. Schorbewonende bloemwantsen die bij voorkeur op Lamsoor zitten, zijn Conosthetus brevis en C. frisicus. Een voor deze plant specifieke bladluis is Staticobium limonii, die de bloeiwijzen soms zozeer teistert dat de bloei grotendeels mislukt.
Typische lamsoorspecialisten onder de schimmels zijn de roest Uromyces limonii en de meeldauw Erysiphe limonii, die beide veelvuldig voorkomen, al wisselt de mate van aantasting van jaar tot jaar. De roest doet in voorzomer en hoogzomer bruinrode opzwellingen in bladeren en stelen ontstaan. Hij verhoogt de 'omloopsnelheid' van de bladeren: aangetaste bladeren gaan minder lang mee, maar de plant compenseert dit door versnelde aanmaak van nieuw blad. Alleen waar forse Lamsoorplanten in hoge dichtheden voorkomen, kan de roest aantoonbaar verlies aan vitaliteit veroorzaken. De meeldauw treedt alleen op minder frequent overspoelde plaatsen op, vaak nogal lokaal met duidelijke aantastingshaarden. Van planten die al voor de bloei zwaar onder de meeldauw zitten, mislukt de bloei of anders de zaadzetting. Mogelijk is dit één van de factoren die het optreden van Lamsoor op de hogere delen van het schor begrenzen.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Lamsoor is een soort van natte, slibrijke plaatsen in zilte schorren. Ze groeit vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn tot op locaties die slechts bij springtij overstromen. Uitzonderlijk wordt ze ook wel eens op zeedijken of kaaimuren van havens gevonden.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.