Ruwe berk is een pionierboomsoort van matig vochtige maar vooral droge tot zelfs zeer droge standplaatsen. Ze groeit op zowat alle lichtere minerale gronden, of ze nu zandig zijn of lemig, eerder zuur dan wel kalkrijk. Bovendien vindt men ze ook op stenig materiaal, op kunstmatige gronden (slib, vliegas, steenkoolpuin enz.), en op muren. Op drogere, lichtere, braakliggende gronden zet ze vaak in massale aantallen de verbossingsfase in. Ze bereikt geen hoge ouderdom: zelden wordt de soort meer dan 80 tot 100 jaar oud. Als een soort van lichtrijke plekken, moet ze bij verdere successie plaats ruimen voor soorten als Zomereik en Beuk. Op drogere heiden kan ze massaal opslaan, net zoals op kapvlakten in bossen op droge tot matig vochtige bodems. Ruwe berk wordt vaak als sierboom aangeplant in tuinen, parken en plantsoenen of bij lokale bebossing, maar slechts in zeer geringe mate in productiebossen.
Geregeld worden exemplaren gevonden die qua kenmerken intermediair zijn tussen ruwe en zachte berk. Ze worden gewoonlijk beschouwd als hybride vormen (Betula x aurata Borkh.). Een enkele keer zou het kunnen gaan om de var. carpatica van zachte berk (zie FABRI & SCHUMACHER 1986).
Blad: 3 tot 6 cm lang, eivormig, aan de voet wigvormig, aan de top lang toegespitst. Dofgroen van kleur en kaal. De bladrand is grof dubbelgezaagd, de bladsteel is vrij lang (2 tot 3 cm) en dun.
Bloeiwijze: Bloei in april-mei. Mannelijke katjes ongesteeld, op het uiteinde van de twijgen, geel, 3 cm lang. Vrouwelijke katjes zitten op een vertakte steel en zijn rechtopstaand, groen.
Vrucht: De vruchtkatjes zijn 2 tot 3 cm lang en hangend aan een 1 cm lang steeltje, eerst groen van kleur, daarna bruin. Bij rijpheid valt het katje uiteen in de schutblaadjes en de gevleugelde nootjes. Elk nootje heeft twee zijdelingse vruchtvleugels die 2 tot 3 maal zo breed zijn als het nootje zelf. De schutbladen hebben teruggekromde afgeronde zijslippen.
Twijgen en knoppen: De twijgen hebben een paarsbruine kleur, zijn onbehaard en met wratjes bezet, hangend. Het merg is driehoekig. De knoppen zijn paarsbruin, slank eivormig en onbehaard.
Schors: Wit met grote, zwarte ruiten, horizontaal afbladderend, aan de voet zwart met diepe scheuren.
15 - 20 m, in het wild soms hoger
wortelt oppervlakkig
onregelmatig ovaal tot langwerpig; variabele losse open kroon
Ruwe berk komt over vrijwel geheel Europa voor, met uitzondering van een deel van het Middellandse-Zeegebied en de meest noordelijke gebieden. Verder komt de soort ook voor in de Kaukasus en West-Siberië. Ze is in heel België uiterst algemeen.
In Vlaanderen is Ruwe berk vooral op de lichtere gronden en in het stedelijke en verstedelijkte gebied uiterst algemeen. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt evenwel op de zand- en zandleembodems. In de Polders en in de Duinen komt de soort minder verspreid voor. Tijdens de laatste karteerperiode werd deze boomsoort opvallend meer waargenomen. Dat is niet alleen het gevolg van een betere inventarisatie. Vooral in steden en verstedelijkte gebieden is de soort aan een opmars bezig op allerlei braakliggende terreinen en industriegronden. Aangezien ze veel wordt aangeplant, kan ze vanuit die nieuwe standplaatsen ook gemakkelijk verwilderen.
bodemvaag, maar met een voorkeur voor open, losse bodems
vraagt weinig vocht
kan zich wel handhaven op kalkhoudende bodems
geen literatuurgegevens beschikbaar voor deze parameter, dit is een benadering
verdraagt geen verharding; ophogingen, bodemverdichting en wisselende waterstanden hebben een slechte invloed op de gezondheid van deze berk
Witte stam, die iets afbladdert; oudere stammen worden ruw aan de basis met diepe scheuren en kleuren donker tot bijna zwartgroen
hangende vruchtkatjes 2 - 4 cm
Deze pagina werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van het LIFE-programma van de EU(opent nieuw venster) in het kader van het LIFE BNIP-project(opent nieuw venster).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.