Monitoring heeft als doel om na te gaan of het gevoerde beheer ook tot resultaten leidt. Of officieel: 'Het is het op regelmatige tijdstippen gestandaardiseerd beschrijven van parameters om met die verzamelde gegevens na te gaan in hoeverre vooruitgang geboekt werd bij het realiseren van de doelstellingen of de normen.' Dus, door het regelmatig tellen van bijvoorbeeld broedvogels of opmeten van vegetaties krijgt men een idee of het gevoerde natuurbeheer wel effectief is.
Bij het beheer van natuur- en bosgebieden, wordt vertrokken vanuit beheerdoelstellingen, men wil bijvoorbeeld heide herstellen. Er wordt geprobeerd deze doelstellingen te realiseren via concrete beheersmaatregelen. Dat kan plaggen of maaien zijn. Belangrijk is dat de beheerder op tijd weet of de heide effectief de goede kant opgaat en kan bijsturen indien niet het gewenste resultaat wordt gehaald. Hoe sneller ingegrepen wordt, hoe effectiever het beheer en hoe beter het oorspronkelijke doel kan worden gehaald. Dat opvolgen van het beheer lijkt simpeler dan het is. Hoe weten we bijvoorbeeld snel dat het met verschraling de goeie kant opgaat, nog voor de zeer zeldzame planten verschijnen. Hoe krijgen we een idee of de vegetatiestructuur al dan niet gunstig aan het worden is voor insecten en of de kleinschalige elementen in het landschap gezonde vleermuispopulaties toelaat? In elk geval niet met toevallige waarnemingen van willekeurige soorten. Slechts door op regelmatige tijdstippen een vaste meting te doen kunnen we goede conclusies trekken. Stel dat ik op jaar 1 de broedvogels tel in mei, op jaar 2 de vlinders, op jaar 3 terug de vogels, maar dan in september, jaar 4 libellen, jaar 5 terug vlinders maar nu zoek ik drie keer zo lang als in jaar 2... Met die resultaten krijg je een goed idee van wat aanwezig is in je gebied, maar niet of het met de vlinders en vogels nu beter of slechter gaat. Dat kan pas als je ieder jaar letterlijk hetzelfde doet, gestandaardiseerd en op regelmatige tijdstippen.
De soortenkeuze moet aansluiten bij het huidige beheer en de uiteindelijke doelstelling. Met andere woorden, de aan- of afwezigheid en dichtheid van de soorten die we gaan bekijken moet iets betekenen. De evolutie van de aantallen en dichtheden moet ons een indicatie geven van of we de goeie kant opgaan of niet. Van in het begin, bij het opmaken van het beheerplan moet daarom een soortenkeuze worden gemaakt, alsook een onderzoekstechniek en periode worden bepaald. Enkel op die manier kan goed worden vergeleken hoe de huidige gegevens zich situeren vergeleken met die van eerdere jaren. Als we vlinders gebruiken is het bijvoorbeeld niet zinvol elk jaar in een andere maand te tellen.
Maar hiermee is de kous nog niet af. We hebben ook nood aan gegevens over de toestand van onze biodiversiteit en de invloed van het beleid. Het is goed mogelijk dat een soort het in één reservaat goed doet, maar op landelijke schaal achteruitgaat, of omgekeerd. Een individuele beheerder zal niet goed kunnen inschatten of de inspanningen die gedaan worden op het vlak van waterzuivering effect hebben op de visstand van de grotere rivieren. Maar ook op dat vlak is bijsturing nodig. Ook hiervoor moet dus een methode worden opgesteld. Actueel kan men in Vlaanderen spreken van vier grote groepen van monitoring. De op te volgen doelstelling is telkens ander. Uiteraard is er hier en daar een (kleine tot grote) overlap tussen de verschillende groepen.
Als je een natuurplan indient, zit daar ook een verplicht hoofdstuk 'Opvolging' bij. Hier worden enerzijds de uitgevoerde werken opgevolgd, maar belangrijker nog ook de voortgang van de kwaliteit van de gekozen natuurdoelen. Een handleiding is de vinden op de website van Afdeling voor Natuur en Bos.
Hierin worden de op te volgen beheerdoelstellingen opgesomd, met aanduiding van de te hanteren methodiek en de frequentie. Een digitale kaart met aanduiding van de meetpunten (monitoringobjecten) wordt hierbij toegevoegd.
De uitvoering van die monitoring is gebaseerd op meetprotocollen opgesteld door het INBO.
Drie zaken worden binnen deze kwaliteitsopvolging gemeten
Monitoring heeft hier tot doel de biodiversiteit in het algemeen op te volgen. Hierbij gaat men klassiek inventariseren (aan- of afwezigheid) of kijken hoe populaties en gemeenschappen zich ontwikkelen, waarbij voral de dichtheden worden opgevolgd.
Hierbij gaat men kijken of het beleid van de overheid het gewenste resultaat heeft. De beleidsdoelstellingen kunnen uiteenlopend van aard zijn. Het te monitoren onderwerp kan vrij eenvoudig zijn (vb het opvolgen van het areaal bos), maar ook complex (vb volledigheid en ontwikkeling van een habitat waarbij een uitgebreid aantal parameters aan bod komen). Voorwaarde is uiteraard dat die doelstellingen zodanig geformuleerd worden zodat ze uit te drukken zijn in min of meer kwantificeerbare en dus evalueerbare cijfers.Een goed voorbeeld is de doelstelling van in Vlaanderen 10.000 ha bos meer te hebben tegen het jaar 2007. Dat is een duidelijke doelstelling die niet zo moeilijk te meten is. We hoeven evenmin te wachten tot 2007 om te zien of het de goeie kant opgaat. Dat cijfer kan jaarlijks gemonitored worden. Reeds voor 2007 kan dan worden bijgestuurd. Tenminste, indien de politieke wil er is. Beleidsmonitoring is gericht op grotere entiteiten: gebiedsoverschrijdend, een biogeografische regio/ecodistricten, een provincie, Vlaanderen, e.d. Dit wordt doorgaans uitgevoerd op het Europees en het Vlaams niveau. Op het Europees niveau zijn de vogel- en habitatrichtlijn belangrijke 'kapstokken'. Op Vlaams niveau dienen belangrijke natuurbehouddoelstellingen en doelstellingen met betrekking tot het landschapspatrimonium opgevolgd worden. Ook op niveau van de provincie en zelfs gemeente kan het noodzakelijk of zinvol zijn om een beleidsmonitoring uit te voeren.
Dit is het opvolgen van de in het beheerplan vooropgestelde doelstellingen van een welbepaald natuurgebied. Hierbij worden op het terrein gegevens verzameld die vrij direct gerelateerd kunnen worden aan het gevoerde beheer en de bijdrage van dit beheer tot het bereiken van de doelstellingen. De beheersmonitoring moet, wil ze bruikbaar zijn voor de evaluatie van het beheer, gericht zijn op het natuurgebied zelf. De gegevens die verzameld worden, moeten soms tot in details geënt zijn op het natuurgebied zelf. Monitoring van reservaten, kan (als deze op een gestandaardiseerde wijze gebeurt) wel heel wat gegevens aanleveren die bruikbaar zijn voor de beleidsmonitoring.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.