Beheer van een (riet)moeras

Wat is een moeras?

Bij hoge kweldruk of regelmatige overstroming hoeft er niet per se een waterpartij te ontstaan. Een natte plek in het landschap kan ook. Die ontstaat ook als een vijver is verland. Zo’n plaats die onder water staat, maar niet echt kan beschouwd worden als een poel of vijver heet moeras. In Nederland zegt men “Een vis kan er niet zwemmen en een koe kan er niet lopen”. Afhankelijk van de samenstelling van het water en de waterschommelingen zijn er veel vegetatietypes mogelijk. Deze vallen uiteen in twee hoofdtypes: gevoed door regenwater (hoogvenen vb) en gevoed door grondwater (laagvenen en rietmoerassen). Dikwijls wordt onder moerassen enkel de laatste categorie verstaan. Moerassen zijn meestal rijke ecosystemen, waarbij voedingsstoffen meestal geen beperkende factor zijn. Pas als laagveenvorming overgaat naar hoogveen, wordt het systeem snel schraler. Uitgestrekte moerasgebieden zijn zeldzaam in Vlaanderen. Buiten het krekengebied in N.O.-Vlaanderen, een aantal natte, venige Kempense beekdalen, en geïsoleerde plassen in valleigebieden (bijv. de Blankaart te Woumen), resten elders slechts kleine fragmenten, die echter wel een grote verscheidenheid vertonen en een hoge natuurwaarde hebben. De totale oppervlakte moeras in Vlaanderen bedraagt tussen de 5000 en 10.000ha. Moerassen worden gekenmerkt door planten die een permanent hoge grondwatertafel kunnen verdragen en systemen hebben om zuurstof naar de wortels te transporteren. Deze soortgroep is veelal ook te vinden aan de rand van waterpartijen waar ze oeverplanten worden genoemd. Het zijn deze soorten die voor verlanding zullen zorgen en drijfzomen zullen maken. Riet is voor veel moerassen een structuurbepalende soort. Ook lisdoddes, Gele lis, Oeverzegge, Moeraszegge, Rietgras, Pluimzegge Galigaan, Kalmoes,… kunnen structuurbepalend zijn. Andere gekende aanvullende soorten zijn Pijlkruid, Egelskop, Grote waterweegbree, Waterpeper en nog enige tientallen soorten.
. (xx)

Beheer

Het beheer van moerassen komt meestal neer op een combinatie van het behouden van de hydrologische condities van het gebied en het tegengaan van de verbossing. Door het wegvallen van het traditioneel beheer zoals het maaien van riet om op daken te leggen, zijn vrijwel al onze moerassen in mindere of meerdere mate verruigd of tot struweel en moerasbos ontwikkeld. Bomen zijn nochtans niet erg geneigd om in water te groeien. De uitzondering is Zwarte els en een aantal wilgensoorten, die kunnen wel kiemen als het gebied tijdelijk droogvalt. Dat hoeft geen probleem te zijn, enkele ‘wilgenkoepels’ in een uitgestrekt moeras zijn eerder een pluspunt, ze dienen als broedplaats voor zangvogels en een zonplek voor libellen en boomkikkers. Maar een totale verbossing is ongewenst. Dikwijls liggen de oorzaken van de verandering van moerassen en ook de oplossing buiten het natuurgebied, met name de hydrologie (verdroging), inlaat van vervuild oppervlaktewater (beek), afvangen van kwel (sloten en grachten) of een bemaling. Behoud of herstel van de oorspronkelijk waterhuishouding van het gebied moeten dus bekeken worden. Dit geldt zowel voor de kwaliteit van het water, de hoogte van het waterpeil als de schommelingen. Soms zal het nodig zijn om drastisch in te grijpen zoals door baggeren, het omleggen van beken, het aanleggen van sedimentatiebekkens,... Zo zijn in het Wik, tegen Bokrijk, een aantal vijvers opgeofferd als waterzuiveringscomplex, om het resterende moerasgebied te vrijwaren van eutrofiëring. Waar de beek het gebied instroomt (blauwe pijl) staan de vijvers vol Rietgras en Lisdodde, die vangen de meeste voedingstoffen af. Uiteraard is voor zo’n oplossing plaats nodig.
Waterzuivering in het wik (Google maps)

Voorbeeld: beheer van rietmoeras

Het vegetatiekundig beheer, indien nodig, omvat het maaien en afvoeren om zo verruiging en verbossing tegen te gaan. We geven hier enkele overwegingen voor het beheer van rietmoeras. Als het doel is een dichte rietvegetatie te verkrijgen, bijvoorbeeld voor rietvogels als Kleine karekiet en Woudaapje, willen we vooral bekomen dat het water open blijft en het riet gezond. We maaien in de winter de stengels af. Dat kan vrij eenvoudig tijdens strenge vorst (maar dat begint zeldzaam te worden) door het riet te maaien of af te snijden op het ijs. Het tijdelijk droogleggen van het rietmoeras om het te maaien is ook mogelijk, op voorwaarde dat het grondwater weer snel op peil is. Let erop van geen gebiedsvreemd geëutrofieerd water te gebruiken. Het Riet zelf heeft van wintermaaien nauwelijks last, aangezien alle voedingsstoffen van de plant in de winter in de wortelstokken zitten. Dit maaien voorkomt dat er veel bladeren en dode stengels in het water belanden waardoor het gebied snel verlandt. Dit moet best niet jaarlijks gebeuren, want het maaien gebeurt best gefaseerd. Elk jaar een andere plaats maaien, en om de vier jaar op elke plaats terugkomen is een goede oplossing. De zones die wat droger zijn dienen iets meer gemaaid dan de diepere zones. Die verlanden namelijk minder snel. Drogere zones zijn gevoelig voor het wegconcurreren van riet door Grote Brandnetel en Harig Wilgenroosje. Het opstapelen van organisch materiaal zal er op termijn toe leiden dat het rietmoeras verdwijnt. In rivierbegeleidende moerassen is het mogelijk dat een flinke overstroming dat organisch materiaal meeneemt. Beheer is dan niet nodig. Bij achterstallig beheer moet de eerste wintermaai gepaard gaan met het verwijderen van het strooisel, vooral bij de drogere rietvegetaties. Als vegetatie als drijftillen en laagveen ongewenst aan het verrieten zijn, dan wordt het riet best gemaaid in de volle zomer. Op deze manier wordt de vegetatie bijvoorbeeld met Echte koekoeksbloem behouden en wordt het systeem verschraald, het riet heeft in de zomer veel voedingsstoffen in de plant zelf zitten. Dat wordt best regelmatig, liefst zelfs jaarlijks, gemaaid.