Moeraszegge is een middelhoge tot hoge plant met lange, kruipende wortelstokken en een opvallende bloeiwijze. De bladeren zijn smal en glanzend, de stengels ruw. De bloeiwijze heeft dicht opeen zittende mannelijke en vrouwelijke aren met bruine kafjes. Moeraszegge groeit in een breed scala aan moeras- en oeveromgevingen, van voedselrijke tot zwak voedselarme grond, en verdraagt waterstandswisselingen goed. Ze is te vinden in zowel natte als matig vochtige omstandigheden en kan ook goed standhouden bij waterstandsdaling of opslibbing. In droge gebieden groeit ze vaak op plekken met een stagnatielaag in de ondergrond.
De soort is wijdverspreid in Europa en minder in Azië. Ze komt minder noordelijk voor en dringt minder diep in Azië door dan bv. scherpe zegge. In Europa komt moeraszegge vooral voor in Midden- en Oost-Europa, en iets minder in West- en Zuidoost-Europa. De soort komt verwilderd voor in Noord-Amerika. In België is ze te vinden in alle natuurlijke streken, maar in veel mindere mate in de Ardennen, de Maasstreek en Droog-Haspengouw.
Moeraszegge is algemeen in Vlaanderen. De toename van het aantal groeiplaatsen ten opzichte van de eerste karteerperiode is wellicht vooral een gevolg van de hogere inventarisatie- graad. Het verspreidingsbeeld komt vrij goed overeen met dat van scherpe zegge, maar moeraszegge lijkt minder beperkt te zijn tot valleigebieden. De voornaamste leemten situeren zich opnieuw in het westen, waar de soort onder meer grotendeels ontbreekt in de Polders. In de Leemstreek is moeraszegge algemener. Er is weinig verschil met het kaartbeeld uit de eerste karteerperiode.
Moeraszegge is een middelhoge tot hoge, vrij vroeg bloeiende Zegge met lange, kruipende wortelstokken die toefen van bloeistengels en niet-bloeiende scheuten dragen. De onderste scheden zijn lichtbruin tot paarsrood en rafelen. De stengels zijn tot vier millimeter dik, scherp driekantig en ruw. De bladeren vertonen vooral in de bladschede dwarsnerfjes. De bladschijf is meestal niet breder dan een centimeter, glanzend donkergroen aan de bovenkant, blauwgrijs berijpt aan de onderkant en vaak overhangend.
De bloeiwijze bestaat uit twee of drie dicht opeen zittende mannelijke aren bovenaan de stengel en daaronder twee of meer, iets verder uiteen zittende vrouwelijke aren. Soms komen er in het midden van de bloeiwijze een of meer aren voor die aan de voet vrouwelijk zijn en aan de top mannelijk. Alle aren zijn kort gesteeld tot zittend en rechtopstaand, meestal niet langer dan vijf centimeter, met donker chocoladebruine kafjes. De mannelijke aren zijn sigaarvormig, zwak driekantig en ongeveer vijf millimeter dik; de vrouwelijke zijn iets knotsvormig en zes tot acht millimeter dik. De schutbladen van de vrouwelijke aren zijn bladachtig en hebben (vrijwel) geen schede; het onderste schutblad steekt gewoonlijk boven de bloeiwijze uit. De vrouwelijke bloemen zijn meestal driestempelig, maar er kunnen ook enkele tweestempelige bloemen tussen zitten. De urntjes zijn spoel-eivormig, vier à vijf millimeter lang, olijfgroen of vaak dofgrijs, met een iets leerachtige wand, versmald in een korte, lichtbruine, ondiep ingesneden snavel.
Moeraszegge komt voor in Europa, van Noord-Spanje, Zuid-Italië en de Balkan tot Zuid-Scandinavië, verder in West- en Midden-Azië en het Atlasgebied. Ze is ingevoerd in Zuid-Afrika en Noord-Amerika. In een groot deel van Nederland is ze vrij algemeen, maar in zeekleigebieden en sommige hooggelegen zandstreken komt ze sporadisch voor.
Moeraszegge groeit in een breed scala van oever-, moeras-, grasland- en bosvegetaties. Ze gedijt zowel in ondiep water als op matig vochthoudende plaatsen en in milieus met aanzienlijke waterstandswisselingen. Ze verdraagt zowel verticale waterbeweging als horizontale waterstroming goed, en komt voor binnen het overstromingsbereik van rivieren en aan beekoevers. In eenmaal per jaar gemaaid terrein houdt ze zich redelijk vitaal, evenals op matig beschaduwde plaatsen; meer dan andere forse Zeggen komt ze in hooilanden en bossen tot bloei en vruchtzetting. Ze groeit op uiteenlopende grondsoorten: laagveen, rivierklei, leem, löss en zand. Ze heeft een voorkeur voor voedsel- en basenrijke omstandigheden, maar kan bij voldoende basenrijkdom van het water ook in matig voedselarme omgevingen vitaal groeien. Uitgesproken zure en voedselarme milieus mijdt ze echter. Ze komt ook voor in zwak brak milieu, maar haar zouttolerantie is geringer dan die van Oeverzegge en veel kleiner dan die van Valse voszegge; in de brakke Zaanstreek komt ze vrijwel niet voor. In zoetwatergetijdengebieden daalt Moeraszegge, samen met Scherpe zegge, een paar decimeters beneden de gemiddelde hoogwaterlijn af en komt hier en daar voor in luwe, slibrijke kommen, samen met Grote egelskop (Sparganium erectum subsp. erectum), Grote watereppe (Sium latifolium), Grote lisdodde (Typha latifolia) en Moerasandoorn (Stachys palustris).
In voedselrijke moerassen is Moeraszegge te vinden met andere grote Zeggen zoals Pluimzegge, Scherpe zegge of Oeverzegge. In de verlanding van plassen vult ze ruimten op tussen Pluimzeggehorsten op oudere drijftillen. Langs petgaten en andere kleine plassen vormt ze vaak een smalle zoom. Als oeverplant staat ze op tamelijk steil aflopende oevers van kanalen en aan de loefzijde van grote plassen, waar de oever door golfslag afslaat. Ze groeit ook op vlakke oevers van weidesloten; beweiding verdraagt ze naar verhouding beter dan de meeste andere grote Zeggen, al vormt ze dan slechts verspreid staande scheuten. In moerassige landjes in zoete laagveengebieden kan ze gaan overheersen bij toenemende invloed van voedselrijk water. Anderzijds vormt ze in pleistocene streken soms verlandingsvegetaties in kleine, ondiepe, basenrijke wateren met een zand- of leembodem, die voor andere grote Zeggen te voedselarm zijn en te weinig organisch materiaal bevatten.
In Noorddrentse beekdalen geeft Moeraszegge terreindelen aan waar de invloed van diep grondwater overheersend is. Ze speelt een prominente rol in bepaalde ruige beekdalhooilanden, die zelden of niet overstroomd worden. Voor zover deze hooilanden door ontwatering zijn beïnvloed, vormt Moeraszegge samen met onder andere Tweerijige zegge, Gestreepte witbol (Holcus lanatus), Veldzuring (Rumex acetosa), Moerasspirea (Filipendula ulmaria), Ruw beemdgras (Poa trivialis) en soms Bosbies soortenarme vegetaties. In beekdalhooilanden die door kwel vochtig blijven, komen veel rijkere en interessantere beekdalvegetaties voor, waarin Moeraszegge tevens wordt vergezeld door Gewoon reukgras (Anthoxanthum odoratum), Echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi), Grote ratelaar (Rhinanthus angustifolius), Moerasstreepzaad (Crepis paludosa), Kruipend zenegroen (Ajuga reptans), Bosanemoon (Anemone nemorosa) en Zwartblauwe rapunzel (Phyteuma spicatum subsp. nigrum). Het optreden van diverse bosplanten in deze hooilanden is opmerkelijk. De voortdurende toevoer van grondwater, dat een constante temperatuur heeft, werkt 's zomers verkoelend en 's winters verwarmend en zorgt tevens voor een hoge luchtvochtigheid tussen de vegetatie, wat in een 'bosachtige' biotoop resulteert. Het sterk ijzerhoudende grondwater zorgt vaak voor een roestig uiterlijk van het bodemoppervlak. In Zuid-Limburgse beekdalen komen vergelijkbare Moeraszeggehooilanden voor, met als opmerkelijke soorten onder andere Moerasstreepzaad, Slanke sleutelbloem (Primula elatior) en Geoord helmkruid (Scrophularia auriculata).
Wat Moeraszegge onderscheidt van andere grote Zeggen — met uitzondering van Oeverzegge — is haar optreden op relatief droge standplaatsen, soms ver boven het grondwater. Hoewel haar vestigingsmilieu meestal natte plaatsen zijn, houdt ze goed stand bij opslibbing (in rivier- en beekdalen) of waterstandsdaling (in duinvalleien en ook in beekdalen). Zelfs in hooggelegen heide en op lage duinkopjes kan een Moeraszeggeveldje worden aangetroffen, al gaat het dan wel om plekken met een laag in de ondergrond waarop water stagneert.
Moeraszegge komt ook veel voor in verschillende loofbostypen op vochtige en/of voedselrijke bodem. Zo staat ze in rivier- en beekbegeleidende bossen, variërend van getijdengrienden tot bosjes op zandige stroomruggen; in bronbossen, vooral op kalkhoudende en/of lemige grond, maar ook op vrij arme zandgrond; en in polder-, duinrand- en duinvalleibosjes. Vooral in de ondergroei van vochtige Elzen-Iepenbossen die als hakhout worden beheerd, kan ze een grote plaats innemen. Tot haar gezelschap behoren daar onder meer Dagkoekoeksbloem (Silene dioica), Geel nagelkruid (Geum urbanum), Reuzenzwenkgras (Festuca gigantea) en Speenkruid (Ranunculus ficaria). In Elzenbroek kan ze massaal optreden op plaatsen waar voedselrijk water toestroomt, maar ook bij verdroging. Op relatief voedselarme bodem komt ze voor in Elzen-Eikenbos, samen met Grote wederik (Lysimachia vulgaris) en Hennegras (Calamagrostis canescens).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Allerlei natte en moerassige plaatsen zijn geschikt als groeiplaats voor moeraszegge: de oevers van sloten, beken, rivieren, kanalen, poelen en vijvers, kwelplaatsen, natte graslanden, moerassige laagten in bossen en weiden.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.