Genadekruid is een lage, onbehaarde, lichtgroene, overblijvende zomerbloeier, die in veelstengelige pollen groeit. Aan een horizontale wortelstok ontspringen opstijgende stengels met een kruipende, wortelende basis, die schubvormige bladeren draagt. De opgerichte, holle, vierkante bloeistengels dragen kruisgewijs tegenoverstaande, lancetvormige, ondiep en verwijderd gezaagde bladeren. De bloemen staan afzonderlijk in de bladoksels, en de bloemstelen hebben vlak onder de kelk twee kleine steelblaadjes.
Genadekruid komt voor in Zuidoost- en Midden-Europa en het areaal reikt oostwaarts tot in Centraal-Azië. Vlaanderen ligt aan de westgrens van het areaal en Nederland vormt de noordwestgrens. Oostwaarts strekt het areaal zich verder naar het noorden uit tot de Baltische staten.
In België is de soort bijna volledig verdwenen. Voor 1939 waren er een tiental locaties bekend, vooral van de Kempen, het Maasdistrict en de Ardennen. De laatste waarneming uit Wallonië dateert van 1940 (LAWALRÉE & DELVOSALLE 1969) en momenteel wordt de soort er als verdwenen beschouwd (SAINTENOY-SIMON 1999). Genadekruid is in 2000 herontdekt in het Midden-Limburgse vijvergebied te Zonhoven (BERTEN & GORA 2002). Het eerste jaar van de vondst betrof het slechts één exemplaar. Twee jaar later werden er vijf exemplaren gevonden. Alle waarnemingen daarvoor stammen reeds uit de negentiende eeuw.
Genadekruid is een lage, onbehaarde, lichtgroene, overblijvende zomerbloeier, die in veelstengelige pollen groeit. Aan een horizontale wortelstok ontspringen opstijgende stengels met een kruipende, wortelende basis, die schubvormige bladeren draagt. De opgerichte, holle, stompe, vierkante bloeistengels dragen kruisgewijs tegenoverstaande, lancetvormige, ondiep en verwijderd gezaagde, halfstengelomvattende bladeren. De bloemen staan afzonderlijk in de bladoksels; de bloemstelen dragen vlak onder de vijftallige kelk twee steelblaadjes. De trompetvormige, tweelippige kroon heeft een tweelobbige bovenlip en een drielobbige onderlip. De zoom is lila, de vrij lange buis is melkwit. Van de meeldraden zijn slechts twee goed ontwikkeld; ze bevinden zich binnen de omhulling van de kroonbuis. De vrucht is flesvormig. De scherp smakende, giftige plant is een oud geneesmiddel, vandaar de naam (een andere oude benaming is 'tandpijnwortel').
Genadekruid komt voor in Zuid- en Midden-Europa en oostwaarts tot in Centraal-Azië. In Nederland bereikt het zijn noordgrens. Het is hier in hoofdzaak langs de grote rivieren aangetroffen, verder langs enkele beken in Noord-Brabant en Gelderland. Het was vroeger reeds zeldzaam en komt nu hooguit nog op vier plekken voor.
Genadekruid is een plant van 's winters onder water staande graslanden en oevers op zandige tot kleiige, humusrijke, ongeveer neutraal reagerende bodem. Kieming vindt plaats in de lente tijdens of na het droogvallen van de groeiplaats, zowel in het licht als in bijna volledige duisternis. Nadat de kiemplant vier bladeren heeft gevormd, treedt een zekere vertraging in de ontwikkeling op: gedurende ongeveer drie weken komen geen nieuwe bladeren tot ontwikkeling. In droge voorzomers - zoals die in het Middellandse-Zeegebied gebruikelijk zijn - overbrugt Genadekruid door deze tijdelijk geremde groei een periode waarin het anders grote kans zou lopen door vochtgebrek te verdorren. Bij vochtig weer loopt het echter achterstand op ten opzichte van andere grasland- en oeverplanten, die zich dan juist volop beginnen te ontplooien. Veel jonge plantjes van Genadekruid komen dan door lichtgebrek om. Hierdoor kan dit gewas zich bij ons, aan de rand van zijn areaal, slechts met moeite handhaven op enkele plekken, waar sterke waterstandwisselingen de groei van andere soorten beteugelen. Van deze begeleiders spelen op de Nederlandse groeiplaatsen Fioringras (Agrostis stolonifera), Kruipende boterbloem (Ranunculus repens) en Kransmunt (Mentha x verticillata) een belangrijke rol, naast oeverplanten als Gele lis (Iris pseudacorus) en Scherpe zegge (Carex acuta). De eerste drie dijen evenals Genadekruid met kruipende stengels sterk horizontaal uit; de laatste twee ontwikkelen zich meer in verticale richting. De voedselrijkdom van de bodem loopt voor de verschillende groeiplaatsen nogal uiteen. Op twee plekken vindt toevoer van voedselarm water vanuit achterliggende hogere gronden plaats; hier staat nabij de groeiplekken van Genadekruid in het water Ongelijkbladig fonteinkruid (Potamogeton gramineus), een plant die overwegend in minder voedselrijk water groeit. Twee andere groeiplaatsen van Genadekruid liggen echter midden in het winterbed van grote rivieren en komen dus jaarlijks onder zeer voedselrijk rivierwater.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Genadekruid groeit in weilanden op natte, matig stikstofrijke standplaatsen die in de winter soms onder water staan. Op de enige recente Vlaamse groeiplaats in het Midden-Limburgse vijvergebied groeit de soort in een vijver op de overgang van ondiep water naar een rietland.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.