Scherpe zegge is een hoge plant met lange, kruipende wortelstokken. De stengels zijn scherp driekantig en de bladeren glanzen donkergroen boven en zijn blauwgrijs berijpt onder. De bloeiwijze bestaat uit mannelijke en vrouwelijke aren met donkere kafjes. Scherpe zegge groeit op voedsel- en basenrijke, zoet of zwak brak grond in moeras- en oevergebieden met stilstaand of langzaam stromend water. Ze komt voor langs rivieren, in kleiputten, en natte duinvalleien. Op natte, voedselrijke plekken kan ze een dominante rol spelen, maar op minder voedselrijke grond en bij regelmatig maaien kan haar vitaliteit afnemen.
De soort heeft een Eurosiberisch areaal dat zich uitstrekt van West-Europa tot Centraal-Siberië. In België is scherpe zegge vrij algemeen, maar de soort komt minder frequent voor in de Ardennen en het Maasdistrict.
Scherpe zegge is een algemene soort in Vlaanderen, die tame- lijk gelijkmatig verspreid is, behalve in het westelijke gedeelte van de Zand- en Zandleemstreek en in de kustpolders, waar ze zelfs zeldzaam is. De soort is het talrijkst in valleigebieden. Ten opzichte van de eerste kartering is er een toename van het aantal hokken, maar die wijst niet noodzakelijk op een vooruitgang van de soort maar eerder op een betere verkenning van waterrijke gebieden en meer aandacht voor de soortengroep.
Scherpe zegge is een meestal hoge plant met lange, kruipende, vertakte wortelstokken. Deze wortelstokken dragen toefen van bloeistengels en niet-bloeiende scheuten. De onderste scheden zijn lichtbruin, vaak deels rood getint, en hebben meestal dwarsverbindingen tussen de nerven. De stengels zijn scherp driekantig, tot drie millimeter dik en doorgaans ruw. De bladschijf is meestal een halve tot één centimeter breed, soms smaller, en heeft een met overhangende top. Aan de bovenkant is het blad glanzig donkergroen, aan de onderkant blauwgrijs berijpt; bij verdroging rollen de randen naar beneden om.
De bloeiwijze beslaat ongeveer het bovenste kwart van de bloeistengel en bestaat uit meestal twee of meer mannelijke aren en drie of meer vrouwelijke aren met tweestempelige bloemen. De schutbladen van de vrouwelijke aren zijn bladachtig en hebben geen schede; het onderste schutblad omvat met twee donkere oortjes de stengel. Gewoonlijk reikt meer dan één schutblad voorbij de top van de bloeiwijze. De aren zijn vier tot acht millimeter breed en tot een decimeter lang. De vrouwelijke aren worden naar de voet ijler en zijn daardoor iets knotsvormig; ze zijn meestal gesteeld en hangen vaak over, evenals hun schutbladen. De kafjes zijn roodbruin tot bijna zwart. De urntjes zijn afgeplat, eirond, tot drie millimeter lang, geelgroen tot beige, generfd en zeer kort gesnaveld.
Scherpe zegge komt voor in Europa, met uitzondering van de noordwestelijkste en de zuidelijkste delen, in West- en Noord-Azië en het Atlasgebied. In een groot deel van Nederland is ze vrij algemeen, maar op de Waddeneilanden, in zeekleigebieden, in brakke gebieden, in hooggelegen zandstreken en Zuid-Limburg is ze tamelijk zeldzaam.
Scherpe zegge is een moeras- en oeverplant die voorkomt in voedsel- en basenrijke, zoet of zwak brak milieus binnen het overstromingsbereik van stilstaand of langzaam stromend water. Ze komt vooral voor langs rivieren en aan de benedenloop van beken, op plaatsen die in het winterhalfjaar (vijf à zes maanden) onder water staan en waar het water 's zomers niet meer dan enkele decimeters onder het oppervlak zakt. Aan de natte kant grenzen Scherpe-zeggevegetaties vaak aan Riet- of Liesgrasvelden. Langs rivieroevers (en op kribben) zijn deze gordels smal, terwijl ze langs oude rivierlopen veel breder zijn. Door ophoping van strooisel in combinatie met afzetting van beek- of rivierslib kan een Riet- of Liesgrasvegetatie overgaan in een begroeiing die door Scherpe zegge beheerst wordt. Dergelijke vegetaties zijn gewoonlijk soortenarm; de voornaamste begeleiders zijn oeverruigteplanten zoals Rietgras (Phalaris arundinacea), Hennegras (Calamagrostis canescens), Moerasspirea (Filipendula ulmaria), Echte valeriaan (Valeriana officinalis), Grote kattestaart (Lythrum salicaria), Poelruit (Thalictrum flavum) en Moeraskruiskruid (Senecio paludosus). Worden deze begroeiingen jaarlijks gemaaid en tevens licht ontwaterd, dan neemt de vitaliteit van de plant af en blijft bloei geheel of grotendeels achterwege, maar Scherpe zegge houdt vaak hardnekkig stand. Vaak treedt ze dan samen met Tweerijige zegge op, en in greppeltjes in zulke hooilanden heeft ze een overheersend aandeel. In het zoetwatergetijdengebied is Scherpe zegge, naast Moeraszegge, de enige Zeggesoort die enige decimeters onder de gemiddelde hoogwaterlijn afdaalt; ze groeit daar in beschutte, slibrijke kommen.
Behalve in het winterbed van rivieren en beken groeit Scherpe zegge ook in kleiputten en plaatselijk in verlandingsvegetaties in natte duinvalleien. Ook in laagveenplassengebieden komt ze voor, maar hier neemt ze een veel bescheidener plaats in dan op minerale ondergrond. Ze staat daar onder andere in natte ruigten, die mogelijk af en toe worden afgebrand. In weidegebieden groeit ze wel in oevervegetaties aan slootkanten, maar in de brakke Zaanstreek ontbreekt ze. Op beschaduwde plaatsen houdt Scherpe zegge stand, met name in beekbegeleidende broekbossen en in grienden, maar blijft bloei vaak achterwege, net als in hooiland.
Door haar stevige verankering met tamelijk diepgaande wortels is Scherpe zegge bruikbaar voor oeverbeschoeiingen langs plassen en kanalen; hiertoe wordt ze soms aangeplant.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Scherpe zegge groeit langs de oevers van sloten, poelen en vijvers, in natte hooilanden en moerassige gedeelten in graslanden, en in veenmoerassen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.