Ongelijkbladig fonteinkruid is een tengere, sierlijke plant met dunne, vertakte stengels. De plant heeft talrijke langwerpig tot lijnlancetvormige ondergedoken bladeren en kleine, dun, leerachtige drijvende bladeren. Bloei begint soms al in de voorzomer met slanke aarstelen. Deze soort groeit in stilstaande, ondiepe, zwak zure tot zwak basische, matig carbonaat- en voedselarme wateren.
Dit fonteinkruid komt zeer wijdverspreid over het noordelijk halfrond voor. In Europa komt het vooral in Noord-, West-, Midden- en Oost-Europa voor, weinig in Zuidoost- en Zuid-Europa. In België is het vooral in Vlaanderen te vinden, maar sinds 1987 zijn er ook twee groeiplaatsen bekend in Wallonië (SAINTENOY- SIMON 1999). België ligt marginaal ten opzichte van het Europese areaal.
Ongelijkbladig fonteinkruid is uiterst zeldzaam in Vlaanderen en de soort wordt nog steeds zeldzamer. Het verspreidingspatroon van de gecumuleerde waarnemingen uit de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw geeft een te optimisch beeld voor die periode: ook daar weer zijn omwille van de moeilijke lokalisatie van historische gegevens waarschijnlijk meer hokken aangegeven dan er in werkelijkheid waren. Het huidige en vroegere verspreidingspatroon vertoont een zwaartepunt langs de Nete en vooral in het vijvergebied van Midden-Limburg. Het aantal uurhokken werd tussen de eerste en tweede karteerperiode ongeveer gehalveerd. De laatste waarnemingen uit Vlaanderen dateren uit 1994.
Ongelijkbladig fonteinkruid is een van de tengerste en sierlijkste onder de breedbladige Fonteinkruiden. Het uiterlijk van de plant kan sterk wisselen, al naar het verloop van het waterpeil tijdens het groeiseizoen. De stengels zijn dunner dan bij andere breedbladige Fonteinkruiden, meestal niet meer dan een millimeter in middellijn, en veelal sterk vertakt. Gewoonlijk zijn ze minder dan een halve meter, soms tot een meter lang. Meestal heeft de plant talrijke ondergedoken bladeren, dikwijls ook enige drijvende bladeren. Soms, met name op tijdelijk droogvallende plaatsen, zijn alleen bladeren van het drijfblad-type aanwezig. De ondergedoken bladeren zijn langwerpig tot lijnlancetvormig met de grootste breedte in het midden, naar de voet en de top geleidelijk versmald, zittend, met spitse top. Vooral de onderste zijn dikwijls teruggeknikt. De rand van deze bladeren is fijn gekroesd en aanvankelijk zeer fijn getand; later vallen deze tandjes af. Langs de middennerf is in doorvallend licht een ‘middennet’ van lange, smalle mazen waarneembaar. De drijvende bladeren staan vaak vrij dicht bijeen en zijn rondachtig-eirond tot langwerpig, meestal klein, dun leerachtig, vaak vrij lang gesteeld, met afgeronde of zwak wigvormige voet en stompe of kort toegespitste top. Vooral bij de drijvende bladeren blijven de tuitjes lang aanwezig. De bloei begint soms al in de voorzomer. De karakteristiek gevormde aarsteel heeft een slanke voet en een knotsvormige top die bijna even breed is als de aar zelf; in dieper water worden soms echter erg dunne, naar boven toe nauwelijks verdikte aarstelen gevormd. De wortelstok is overblijvend, maar vormt tevens winterknoppen aan korte zijassen.
Ongelijkbladig fonteinkruid komt voor in koel-gematigde en koudere streken van het noordelijk halfrond. In Nederland is het zeldzaam in de pleistocene streken en zeer zeldzaam in de daaraan grenzende laagveengebieden en rivierdalen; in Drenthe ontbreekt het en uit Groningen zijn alleen oude vondsten bekend. Verder is Ongelijkbladig fonteinkruid aangetroffen op een aantal plaatsen in de duinen, waar het tegenwoordig alleen bekend is van Terschelling, Callantsoog, Voorne en Schouwen.
Het vinden van Ongelijkbladig fonteinkruid is steeds weer een verassing, doordat het enerzijds zeldzaam is en vaak onbestendig optreedt, en anderzijds in zeer uiteenlopende biotopen kan opduiken, waar dan nog bijkomt dat dit Fonteinkruid met zijn vele gedaanten wel een sfinx genoemd mag worden. Het meest wordt het aangetroffen in stilstaande, ondiepe, zwak zure tot zwak basische, matig carbonaat- en voedselarme wateren met een wisselende waterstand op humeuze zand- en leemgrond. Zo staat het in gegraven plasjes, sloten en vennen op de grens van heidegebieden en beekdalen en soortgelijke watertjes in de duinen, zowel in kalkarme als in kalkrijke omgeving. Tegenwoordig treedt het vooral in de pleistocene streken voornamelijk als pionier op, doordat de meeste stilstaande wateren in de loop van de tijd hetzij te voedselrijk, hetzij te zuur voor deze soort worden. Gewoonlijk wordt de plant vergezeld door andere zeldzame bewoners van matig voedselarm water, zoals Stijve moerasweegbree (Echniodorus ranunculoides), Vlottende bies (Scirpus fluitans), Ondergedoken moerasscherm (Apium inundatum), Moerashertshooi (Hypericum elodes), Pilvaren (Pilularia globulifera), Schildereprijd (Veronica scutellata), Naaldwaterbies (Eleocharis acicularis) en Loos blaasjeskruid (Utricularia australis). Bij het droogvallen van de groeiplaats leeft Ongelijkbladig fonteinkruid voort als landvorm met kort gesteelde, kleine bladeren, die in vorm en consistentie met de drijfbladeren overeenkomen. In deze staat kan het bloeien en vruchtzetten, evenals Duizendknoopfonteinkruid, waarmee het ook wel samen voorkomt. Als pionier komt Ongelijkbladig fonteinkruid in sommige streken, met name op de grens van zand- en laagveengebieden, ook in duidelijk voedselrijkere omgeving voor. Het is dan te vergelijken met Spits fonteinkruid, waarmee het in Friesland soms samen optreedt in nieuw gegraven sloten. Met name in enigszins stromend water kan Ongelijkbladig fonteinkruid zelfs in gezelschap van robuuste, voedselrijkdom indicerende soorten als Glanzig en Doorgroeid fonteinkruid optreden. Met de eerstgenoemde kan dan ook een bastaard worden gevormd (zie na Glanzig fonteinkruid); de uit andere landen bekende bastaard met Doorgroeid fonteinkruid is in ons land nauwelijks aangetroffen. Ongelijkbladig fonteinkruid handhaaft zich in sloten alleen als deze regelmatig worden geschoond; anders raakt het, evenals Spits fonteinkruid, vaak binnen korte tijd door algen overwoekerd. Tenslotte wordt het soms in uitgesproken voedselrijk milieu aangetroffen, maar dan in steeds of periodiek stromend water: in riviertjes en in 's winters doorstroomde armen van grote rivieren zoals de Waal. In tegenstelling tot veel andere Fonteinkruiden is het zeer zelden in veengebieden te vinden. Doordat het vooral in de wat hoger gelegen streken groeit, heeft het meer dan de meeste van zijn verwanten van ontwatering te lijden gehad.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Ongelijkbladig fonteinkruid groeit in zacht tot matig hard, mesotroof, stilstaand en eerder ondiep water. De soort verkiest minerale (zandige tot zandig-lemige) tot licht organische bodems en kan worden gevonden in kanalen, vijvers, weidesloten, plassen of (historisch) zelfs in natte duinpannen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.