http://www.riparias.be/354(opent nieuw venster)Kruidachtige plant met rechtopstaande tot liggend-opstijgende, holle stengels. Het bovenste stengeldeel is behaard. De bladeren zijn tegenoverstaand, langwerpig met getande rand en gebogen nerven. De onderste bladeren zijn steeds gesteeld, de bovenste zittend. Bloemen opvallend en groot, (1-)2-4,5 cm lang, geel met vaak rood gevlekte, dicht behaarde keel.
Er is momenteel weinig of geen informatie over de bestrijding van deze soort. De meest optimale bestrijding bestaat waarschijnlijk uit het handmatig verwijderen van de volledige planten voor de bloei. Hierbij dient gewerkt te worden van stroomopwaarts naar stroomafwaarts en over de volledige breedte van de oever. Opgelet, de planten breken gemakkelijk in fragmenten die opnieuw kunnen wortelen. Nacontrole is steeds noodzakelijk.
Er is momenteel weinig of geen praktijkinformatie beschikbaar over soortspecifieke uitroeiing of bestrijding van gele maskerbloem. Gele maskerbloem vestigt zich typisch op open plaatsen in de bestaande oevervegetatie (pionierssoort) en wordt hier gemakkelijk weggeconcurreerd door andere oevervegetatie zoals riet of wilgenstruweel. Op sommige plaatsen (‘dynamische’ oevers) kan de soort grotere populaties vormen, in dit geval kan best worden ingegrepen. Hoewel er tot nog toe weinig ervaring is met de bestrijding van de soort, zijn de methodes die gebruikt worden voor de bestrijding van andere exoten met gelijkaardige groei- en voortplantingswijze waarschijnlijk eveneens toepasbaarvoor gele maskerbloem. aandachtspunten hierbij zijn: - stengelfragmenten van gele maskerbloem wortelen gemakkelijk op de knopen. Men dient daarom te voorkomen dat fragmenten achterblijven. Handmatige bestrijding verdient daarom de voorkeur. Hiervoor dienen de planten dicht tegen de wortelhals te worden vastgenomen en volledig te worden uitgetrokken; - bestrijding dient steeds te gebeuren in stroomafwaartse richting en, vanaf de waterlijn, over de volledige breedte van de oever. Soms vormen de planten drijvende vegetaties op het wateroppervlak (stilstaand water). Deze dienen eveneens verwijderd te worden. Bij alle werkzaamheden dient erop gelet dat plantfragmenten niet kunnen afdrijven. - Daar de planten snel na de bloei rijpe zaden vormen (reeds in juni), is uittrekken enkel effectief indien dit voor de bloei uitgevoerd wordt. Aangezien het vaak kleine populaties betreft en de beheermethode nagenoeg identiek is aan die voor reuzenbalsemien kan de bestrijding van beide soorten in eenzelfde campagne gekaderd worden (niet later dan juni). Maaien voor het rijpen van de zaden (voor juli) zou effectief zijn om te voorkomen dat eenjarige planten in bloei komen. Nacontrole en nazorg zijn steeds nodig. In het jaar van de bestrijding wordt best reeds na één maand gecontroleerd op hergroei (gele maskerbloem groeit immers snel en ook kleine planten kunnen tot bloei komen). Ook het daaropvolgende jaar is controle op kieming vanuit de zaadbank aangewezen. De bij ons voorkomende Mimulus soorten zijn echter allen overblijvend. In dit geval wordt voor geïsoleerde populaties handmatige verwijdering aangeraden. Voor grotere populaties lijkt het een optie om niet te maaien zodat de populaties door natuurlijke successie onderdrukt worden. Plantenmateriaal dient men weg van de oever te laten uitdrogen of onmiddellijk af te voeren.
De gele maskerbloem wordt regelmatig teruggevonden in waterrijke gebieden, zoals langs rivieroevers en meren. Daarnaast wordt ze aangetroffen in antropogeen beïnvloede milieus langs rivieroevers (blote sedimenten en rotsblokken) en langs natuurlijke snelstromende riviertjes. Ze wordt minder aangetroffen in de aangrenzende moerassen en natte weiden. Mimulus guttatus koloniseert . stenen in stromend water, slibbige oevers langs stromend water evenals zomerdroge afwateringsgrachten. Zonnige of soms licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot natte, voedselrijke grond.
Gele maskerbloem komt bijna uitsluitend voor langs oevers, op hogere groeiplaatsen verliest ze sterk haar groeikracht. De waargenomen populaties zijn zeer variabel in aantallen en zijn meestal niet stabiel over de jaren waardoor de impact op de inheemse plantengemeenschappen als laag wordt ingeschat. In antropogeen verstoorde sedimentgemeenschappen worden soms grotere populaties gevonden, deze kunnen soortensamenstelling en de structuur van sommige oeverplantengemeenschappen significant veranderen. Mimulus guttatus kan ook de chemische eigenschappen van de bodem wijzigen. Grote poplulaties kunnen afwateringskanalen doen verstoppen wat tot economische schade leidt.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.