Glansbesnachtschade is een middelhoge, dicht met klierharen bezette, maar niet kleverige, eenjarige zomer- en herfstbloeier met opstijgende stengels en kleine, schermachtige bloeiwijzen met witte bloemen. De bladeren zijn eirond-ruitvormig en meestal niet langer dan vijf centimeter, met een wigvormige voet en een stomp getande rand. De glanzend groene bessen hangen aan overhangende stelen en bevatten twee kleine steencellen.
Glansbesnachtschade is afkomstig uit zuidelijk Zuid-Amerika. Tegenwoordig komt de soort echter noordelijk voor tot in delen van Noord-Amerika, en ook in diverse Europese landen is ze ondertussen ingeburgerd. Wanneer we kijken naar de locaties waar de soort in Vlaanderen wordt aangetroffen, lijkt het aannemelijk dat glansbesnachtschade hoofdzakelijk met graansoorten werd aangevoerd.
De laatste jaren wordt glansbesnachtschade in Vlaanderen steeds vaker gesignaleerd. Ongetwijfeld kennen de meeste waarnemingen een efemeer karakter. In de Gentse kanaalzone lijkt de soort echter sedert kort ingeburgerd. Ze wordt althans sinds de jaren 80 onafgebroken aangetroffen op enkele spoorwegterreinen en langs enkele wegbermen. Ze lijkt er bovendien uit te breiden. Een verwante Zuid-Amerikaanse soort, Solanum sarrachoides, werd in het verleden vaak met glansbesnachtschade verward. De soort is zonder twijfel zeldzamer, maar is mogelijk eveneens aan het inburgeren in de Gentse kanaalzone. Ten zuiden van het Rodenhuizedok komt die soort minstens sedert 1993 voor op enkele zandopspuitingen. Ze gedraagt er zich als een onkruid en breidt sinds kort sterk uit.
Glansbesnachtschade is een middelhoge, dicht met klierharen bezette maar niet kleverige, eenjarige zomer- en herfstbloeier met opstijgende stengels. De eirond-ruitvormige bladeren zijn meestal niet meer dan vijf centimeter lang en lijken wat op een eikeblad. Ze hebben een wigvormige voet en een stomp getande rand, met ongeveer vijf tanden aan elke kant; zelden is het blad gaafrandig. De kleine bloemen staan met vier of meer bijeen in kort gesteelde, schermachtige bloeiwijzen en hebben een witte kroon. Bij rijpheid hebben de bessen afstaande of boogvormig overhangende stelen en een sterk glanzend groene wand met bleke aderen. De top van de bes bevat twee kleine steencellen (ongeveer een halve millimeter in diameter). De kelk groeit na de bloei sterk uit en omvat als een kommetje het onderste deel van de bes; de kelktanden zijn dan driehoekig.
Glansbesnachtschade, afkomstig uit het Andesgebied in zuidelijk Zuid-Amerika, is in Noord-Amerika en verscheidene delen van Europa ingeburgerd. Vooral sinds de jaren zestig breidt de plant zich in Nederland uit. Zij wordt hier voornamelijk aangetroffen op stikstofrijke, omgewerkte en/of bemeste zand- en kleigrond, zoals aan zandige rivieroevers, in afgravingen, akkers, open bermen, langs duinpaden en op fabrieksterreinen, vaak samen met Zwarte nachtschade en eventueel ook Beklierde nachtschade.
Ten onrechte wordt Glansbesnachtschade soms aangeduid als Solanum sarrachoides; deze benaming hoort toe aan een verwante soort die de Nederlandse naam Kleverige nachtschade heeft gekregen. Dit is een forsere, zeer kleverig aanvoelende plant met een tomaatachtige geur en grotere, vaak onregelmatig getande bladeren. De bessen worden volledig omvat door de buisvormig uitgegroeide, diep gespleten kelk en hebben omlaaggerichte stelen. Ze bevatten zes steencellen (ongeveer een millimeter in diameter); twee in de top en vier in het middenvlak van de bes. Kleverige nachtschade is eveneens van Zuid-Amerikaanse afkomst en is in sommige Europese landen ingeburgerd, maar lijkt in Nederland niet ingeburgerd te zijn.
Driebloemige nachtschade (Solanum triflorum) is een lage, verspreid behaarde, ietwat vlezige, eenjarige zomer- en herfstbloeier met liggende tot opstijgende, soms matvormende stengels. De bladeren zijn ongeveer tweemaal zo lang als breed, meestal diep veervormig gespleten tot gedeeld, met smalle, spitse, afstaande slippen. De kleine bloemen staan meestal met twee, soms met drie bijeen, hebben een diep gespleten kelk en een witte kroon met teruggekromde slippen. De bessen lijken op kruisbessen; ze blijven groen, zijn meer dan een centimeter in diameter en hebben omlaaggerichte stelen. Ze bevatten talrijke grote steencellen.
Driebloemige nachtschade, afkomstig uit gematigde streken van Zuid-Amerika en westelijk Noord-Amerika, is in Noordwest-Europa hier en daar ingeburgerd. In Nederland werd zij in het begin van de 20ste eeuw voor het eerst als adventief plant aangetroffen en begon zich in de jaren twintig in de duinen te vestigen. Nu is zij plaatselijk vrij algemeen in de Noord- en vooral de Zuid-Hollandse duinen, maar zeldzaam in het midden en zuiden van het land.
In de duinen groeit Driebloemige nachtschade op omgewerkt, met steenslag, sintels of houtsnippers vermengd of door vogels bemest, kalkhoudend zand. Met haar liggende habitus verdraagt zij betreding goed. Zij staat vooral langs wegen en paden, in vogelkolonies en bij bunkers, vaak vergezeld door Kromhals (Anchusa arvensis), Rood guichelheil (Anagallis arvensis), Kleine brandnetel (Urtica urens), en soms door zeldzamere neofieten zoals Rode aardbeispinazie (Chenopodium foliosum) of Nerfamarant (Amaranthus blitoides). Soms breidt Driebloemige nachtschade zich opvallend uit in zeeweringen na ophoging met zand. Buiten de duinen wordt zij hier en daar aangetroffen op industrieterreinen en op zandige rivierstrandjes, voornamelijk langs de Waal.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
In Vlaanderen vinden we glansbesnachtschade als pionier op spoorwegterreinen, verstoorde wegbermen, ruigten en stortplaatsen, meestal in het stedelijke gebied (vooral in de havens). Haar standplaatsen zijn steeds voedselrijk. In Nederland, waar glansbesnachtschade reeds sedert de jaren 60 ingeburgerd is, wordt de soort hoofdzakelijk als een stroomdalpant beschouwd. In Vlaanderen ontbreekt ze momenteel langs de grote rivieren.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.