Grondwaterafhankelijk gebied

In een typisch grondwaterafhankelijk gebied wordt de vochttoestand/ waterafhankelijkheid vooral gekenmerkt door een duidelijke en belangrijke aanvoer van grondwater in de vorm van kwel. De rivier als randvoorwaarde speelt slechts in beperkte mate een rol.
Dat kan bijvoorbeeld omdat de aanvoer van grondwater zo groot is dat die peilen geen grote rol spelen, bvb Walenbos, Vorsdonkbos, of doordat de valleisedimenten zo slecht doorlatend zijn dat de drainage zeer slecht verloopt zoals in de Snoekengracht of Doode Bemde. Dit betekent evenwel niet dat de invloed van de rivier volledig afwezig zou zijn, maar ze is beperkt tot de nabijheid van de rivier en zijrivieren.

Silt

Silt of leem is een sediment dat qua grootte tussen klei en zand wordt ingedeeld. Een deeltje wordt silt genoemd als het wat grootte betreft tussen de 2–63 μm valt, kleiner dan dat zijn kleideeltjes of ook lutum. Groter dan 63 µm maar kleiner 2mm noemen we zand.
Silt en lutum zijn termen die vooral in Nederland worden gebruikt, in Vlaanderen is silt ook gebruikelijk in de geologie. In bodemkunde wordt de term leem gebruikt.

Tectonisch

Tektoniek of platentektoniek is het geheel aan bewegingen en vervormingen (zoals breuken en plooien) in het vaste oppervlak van een planeet (de korst). De aardkorst drijft immers om de semi-vloeibare mantel en bestaat uit een aantal schollen. Deze schollen duwen tegen elkaar of drijven net van elkaar weg. Waar ze duwen, wordt het aardoppervlak opgestuwd en ontstaan gebergtes (zoals de Ardennen). Waar ze van elkaar wegdrijven ontstaan verdunningen zoals slenken (zoals de Rijndalslenk in het noorden van Limburg) of aanmaak van nieuwe aardkorst door vulkanisme (zoals de mid-Atlantische rug) .

Transgressie

Transgressie is in de geologie het stijgen van de relatieve zeespiegel, waardoor op een bepaalde plek steeds dieper zeewater voorkomt. Transgressies gaan gepaard met het landinwaarts verschuiven van de kustlijn. Transgressies uiten zich in sedimentaire afzettingen zoals zand in strandzones of klei in ondiepe rustige zeeën. Als er geen afzetting is van erosiemateriaal, kan kalk(steen) worden afgezet door bijvoorbeeld foraminiferen.

Het stijgen van het relatieve zeeniveau heeft twee mogelijke oorzaken: ofwel tektonische daling van de landmassa ofwel een stijging van het zeeniveau door bijvoorbeeld het smelten van ijskappen of beiden. 

Kwartair, quartair

Het kwartair omvat de geologische periode die aanvangt met het begin van de ijstijden.

Natuurinrichting, projecten voor natuurontwikkeling

Natuurinrichting is het projectmatig herstellen, ontwikkelen of behouden van waarde volle natuur door inrichtingswerken uit te voeren. Kwetsbare natuurgebieden krijgen via natuurinrichting een duwtje in de rug.

Paleozoïsche sokkel

Als we de lagen weghalen die door het Kwartair door de ijstijden zijn afgezet, en in het Tertiair door zeeën, komen we op de Paleozoïsche sokkel terecht, bestaande uit harde gesteenten. 

Cuesta

Een cuesta is Spaans voor helling. Het een abrupte stijging van het reliëf, dikwijls gevormd waar geologische gesteentelagen met verschillende schalen op elkaar liggen.

Dalhoofd

Een dalhoofd of keteldal is het begin van een vallei, die zich door erosie in de helling aftekent. Een groot brongebied op hellend terrein vormt vaak een dalhoofd.

Droogtestress

Eén definitie van droogtestress is het gemiddeld aantal dagen dat een kritieke vochtspanning van –12 m in de wortelzone wordt onderschreden, uitgaande van een standaard grasbegroeiing. De droogtestress is afhankelijk van de neerslag, de bodemtextuur en de grondwaterstand. Op leem en klei is in ons klimaat de vochtvoorziening vanuit het hangwater meestal voldoende voor het overleven van vochtminnende soorten (mesofyten), maar op zandgronden is aanvullende vochtvoorziening nodig uit het grondwater via capillaire opstijging. Het potentiële aantal dagen met droogtestress een goede voorspeller is voor het al dan niet voorkomen van droogteminnende soorten of xerofyten