Ecohydrological characterization of a groundwater-fed alluvial floodplain mire

In de Dijlevallei is bekeken welke standplaatsfactoren, met name grondwaterschommelingen, grondwaterchemie, bodemtextuur, bodemchemie en beheerregime bepalen waar welk vegetatietype voorkomt.

Interne eutrofiëring

Interne eutrofiëring betekent dat een te groot deel van de voor planten onbeschikbare fosfor en stikstof toch beschikbaar wordt. Dat kan op verschillende manieren. Door verdroging kan veen of slib mineraliseren door de extra zuurstof en komen voedingsstoffen vrij. Omgekeerd kan ook, door vernatting van bodems met veel ijzergebonden fosfaat, kan dit fosfaat terug vrijgesteld worden. Nog een voorbeeld is het bekalken van zure bodems, dan is vrijstellen van voedingsstoffen uit de humus- of strooisellaag ook mogelijk.

Interne eutrofiëring vindt in extreme mate plaats op hervernatte kalkarme, voormalige landbouwgronden die door de jarenlange bemesting zeer hoge fosfaatconcentraties bezitten.

fosfaatverzadiging

De fosfaatverzadigingsgraad wordt uitgedrukt als het procentueel aandeel van de hoeveelheid oxalaat-extraheerbaar fosfaat in een bodem ten opzichte van het fosfaatbindend vermogen.

In zuurdere bodems reageren fosfaationen vooral met ijzer- en aluminiumionen tot slecht oplosbare verbindingen. De hoeveelheid fosfaat die zo kan worden vastgelegd, is afhankelijk van de hoeveelheid en van de vorm waarin ijzer- en aluminiumionen in de grond voorkomen. 

Vanaf 25% van het bindend vermogen effectief is ingenomen, begint fosfor uit te spoelen naar het grondwater, vanaf 35% noemen we de bodems fosfaatverzadigd. 

Bodemadsorptiecomplex

Een deel van de bodem, met name kleimineralen en humus, is negatief geladen, en is daardoor in staat om positief geladen deeltjes (kationen) aan zich te binden zoals natrium, ammonium en kalcium. 

 

Stiff-diagram

Dit is een grafiektype waarbij links de kationen en rechts de anionen worden weergegeven. Dat geeft karakteristieke vormen waar men vertrouwd mee moet geraken en die vervolgens, net zoals dat voor het Maucha-diagram geldt, in een oogopslag toelaten wat afwijkend is van de “norm”. 

Maucha-diagram

Maucha (1932) ontwierp een radiaal diagram waarin de concentraties (in meq/l) van de 8 belangrijkste ionen weergegeven worden (vertrekkend rechts bovenaan in uurwerkwijzerzin zijn dat kalium, natrium calcium, magnesium, sulfaat, chloride, bicarbonaat en de protonen). Hoe hoger de concentratie van het betreffende ion, des te verder de grafiekpiek uitwijkt vanuit het centrale punt. Dat geeft voor verschillende grondwaterstalen karakteristieke vormen waar men vertrouwd mee moet geraken en die vervolgens toelaten om in een oogopslag te zien of de chemische samenstelling van een staal correspondeert dan wel afwijkend is van de “norm”.

Het EC-IR–diagram

Een diagram met de  verhouding van elektrische geleidbaarheid (EC) en de Ionenratio (IR) in grondwater. Dit geeft een mooi overzicht van de chemische samenstelling van de verschillende grondwatertypes in een bepaald gebied. In één oogopslag is vlot te zien hoe sterk stalen verschillen van, dan wel gelijken op elkaar. Er is een snelle indicatie over de mineraalrijkdom van het water.

Glauconiet

Glauconiet is een blauw- of geelgroen tot groen mineraal, dat voorkomt in Tertiaire zand- en klei-afzettingen, met name in ondiepe, warme zeeën.

Tertiaire afzettingen

Het Tertiair duurde van 66,0 tot 2,58 miljoen jaar geleden. Het startte met het uitsterven van de dinosauriërs en eindigt bij de ijstijden. Vlaanderen wordt in deze periode verschillende malen gedeeltelijk overspoeld door de Noordzee. De afzettingen bestaan zijn dan ook grotendeels uit zand, klei, kleiig zand al dan niet met ijzer en/of kalk.

ECOHYDROLOGISCH TYPEVOORBEELD "Infiltratiegebied”: AVERBODE BOS & HEIDE, PINNEKENSWIJER & HOUTERENBERG BE2400014-G

Dit is een fragment uit het INBO rapport 'Ecohydrologische gebiedsbeschrijvingen voor natuurgebieden in Vlaanderen’.