Echte stijve ogentroost is een lage tot zeer lage, eenjarige zomerbloeier met stevige, opgerichte takken en kleine, scherp gezaagde bladeren. De bloemen zijn tweelippig, wit tot lila met paarse aders en een gele vlek in de keel, en worden tegen het einde van de bloei paars. De plant groeit als halfparasiet in schrale, onbemeste grasvegetaties en komt voor in verschillende bodems zoals kalkrijke en kalkarme duinterreinen, heide, en schrale bermen.
Echte stijve ogentroost is een lage tot zeer lage, meestal in of onder het midden vertakte, niet of spaarzaam behaarde en beklierde, eenjarige zomerbloeier met tamelijk stevige en taaie, opgerichte takken. Kieming vindt in het voorjaar plaats. Bladeren en schutbladen zijn vrij klein, iets leerachtig, eirond, scherp gezaagd, met spitse of toegespitste, vaak genaalde tanden. Ze staan kruisgewijs tegenover elkaar. De bloemen staan in eindelingse, tamelijk ijle trossen. Ze hebben een tweelippige, witte tot lila, paars geaderde bloemkroon met in de keel een dooiergele vlek. De lengte van de kroon varieert van ongeveer een halve tot één centimeter. De bovenlip is korter en iets donkerder van tint dan de onderlip; tegen het eind van de bloei wordt de hele kroon paars. De onderlip heeft drie ongeveer even grote slippen, die zich naar de top verbreden en (evenals de bovenlip) in twee lobben uitlopen. De meeldraden blijven binnen de omhulling van de gewelfde bovenlip en hebben behaarde helmknoppen. De vrucht gaat met twee kleppen open en bevat meestal tien of meer fijne zaden.
Echte stijve ogentroost komt voor in koel-gematigde delen van Europa en Siberië. In Nederland was deze soort vroeger vrij algemeen in de pleistocene streken, wat tegenwoordig alleen nog voor het noordoosten van het land geldt; in het midden en zuiden is hij zeldzaam geworden, ook in Zuid-Limburg. In de duinen komt hij tot op heden vrij veel voor. Van de vroeger vrij talrijke vindplaatsen in Zeeland buiten de duinstreek is weinig overgebleven. In andere zeekleigebieden wordt Echte stijve ogentroost sporadisch aangetroffen. Tenslotte staat de plant hier en daar in lage veenstreken.
Echte stijve ogentroost groeit als halfparasiet in schrale en onbemeste, min of meer gesloten maar laag blijvende, beweide of gemaaide grasvegetaties op lichte, humushoudende, zwak zure tot neutrale bodem. Op venige of lemige grond en op krijt staat hij meestal op relatief droge plaatsen; op zand zoekt hij dikwijls overgangszones tussen droge en wat vochtiger terreingedeelten op. In de duinen is Echte stijve ogentroost een plant van matig droge valleien en randen van nattere valleien (en bomtrechters). Hij staat zowel in vrij kalkrijk duin dicht achter de zeereep, als in kalkarme duinterreinen, bijvoorbeeld op vroongronden. Vaak treedt hij op in een door konijnen of door vee heel kort afgegraasde grasmat. In de pleistocene streken staat Echte stijve ogentroost in schrale bermen, vooral in heide- en hoogveengebieden; in natuurreservaten ook in licht glooiende overgangen van heide naar grasland. Zijn patroon van achteruitgang lijkt op dat van een aantal mycorrhizapaddestoelen en epifytische korstmossen en maakt de indruk de mate van verzuring van de neerslag te weerspiegelen. In het noordoosten heeft Echte stijve ogentroost zich beter gehandhaafd dan in het zuiden, waar hij in diverse streken al bijna verdwenen is (bijvoorbeeld in het Peelgebied). In Zuid-Limburg is hij vrijwel tot natuurreservaten beperkt. Hij staat hier zowel in kalkarme als in kalkrijke delen van hellinggraslanden. Hij heeft geen ondergrondse zaadreserve; de zaden kiemen juist als ze met een dun laagje aarde bedekt zijn. In de lente komt een groot deel van de kiemplanten vroegtijdig om het leven door vorst, uitdroging of erosie; deze sterfte is des te groter naarmate de vegetatie opener is. 's Zomers gaan juist vooral planten voortijdig dood, die in dichte vegetatie zijn komen te staan. Per saldo vertoont het voorkomen van Echte stijve ogentroost echter geen opvallende aantalschommelingen. Planten waarmee hij dikwijls samen voorkomt, zijn Fijn schapengras (Festuca ovina subsp. tenuifolia), Tormentil (Potentilla erecta), Blauwe knoop (Succisa pratensis), Hondsviooltje (Viola canina), Gewone vleugeltjesbloem (Polygala vulgaris) en Geelhartje (Linum catharticum).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.