Een mooie graslandplant van vochtige bodems. Komt vaak voor in gazons maar door deze frequent te maaien komt hij niet in bloei. Wanneer de plant is uitgebloeid lijkt de bloeiwijze op een bijenkorf in het klein, van daar ook zijn bijnaam "het bijenkorfje". In bloei bezoeken veel bijen en hommels deze plant, zoals het geval is bij veel familieleden van de lipbloemfamilie.
Er is geen specifiek beheer voor deze plant nodig. Dit is een relatief lage soort, dus iets intensiever graasbeheer of extensief hooilandbeheer heeft deze plant het liefst. Toch kan deze soort als het moet ook wat hoger worden.
Als je in de tuin op leembodem het gras wat langer laat worden door het gazon niet frequent te maaien en niet te mesten, komt deze plant in bloei tussen het lage gras. Bovendien zal deze plant als indicator kunnen dienen. Hij geeft aan welke plekjes geschikt geworden zijn voor andere leuke gazonplanten zoals Tijmereprijs (waarmee hij dus vaak samen voorkomt), Kleine leeuwentand, Geelhartje, Kleine klaver en Stijve ogentroost.
Gewone brunel is wijdverspreid binnen de gematigde en koele klimaatzones van het noordelijk halfrond. Ook buiten haar oorspronkelijke areaal is ze op talrijke plaatsen ingeburgerd.
In Wallonië is de plant minstens even algemeen verspreid als in Vlaanderen, waar het globaal een zeer algemene soort is. Ze ontbreekt enkel in bepaalde delen van de Polders en de Kempen. Gewone brunel vertoont over de twee karteerperioden een licht negatieve trend.
Gewone brunel is een lage tot zeer lage, spaarzaam behaarde plant, die van de voorzomer tot de herfst bloeit. De stengelbasis kruipt over de grond, wortelt en vertakt zich; de bloeistengels richten zich op. De bladeren zijn driehoekig-eirond en gaafrandig tot zwak gekarteld. De meestal zesbloemige schijnkransen staan in de oksels van gaafrandige, plotseling in een stekelpunt versmalde schutbladen, die meer breed dan lang zijn. Ze zijn opeengedrongen tot een compacte, cilindervormige bloeiwijze. De kelk heeft een grote bovenlip met drie kleine tanden, en een tweeslippige onderlip. De paarsblauwe, zelden roze kroon heeft een helmvormig gewelfde bovenlip en een onderlip met twee kleine zijslippen en een grote, franjeachtig getande middenslip. De helmdraden vertonen aan de top naast de helmknop een priemvormig verlengstukje. Het uiterlijk van de uitgebloeide en bruinachtige bloeiwijze heeft de plant haar bijnaam 'Bijenkorfje' bezorgd.
Gewone brunel komt - in enige ondersoorten - kosmopolitisch voor, in hoofdzaak in gematigde streken. Vermoedelijk heeft zij van alle Lipbloemigen het grootste areaal. In het grootste deel van Nederland is deze plant vrij algemeen, al is zij door zware bemesting aanzienlijk achteruitgegaan.
Gewone brunel is een plant van zonnige tot matig beschaduwde, niet te dicht begroeide, veelal grazige plaatsen op min of meer vochtige en verdichte, matig voedselrijke bodem. Zij groeit op allerlei grondsoorten, maar vooral op leem. De scala van standplaatsen waar zij voorkomt, is breed en vergelijkbaar met die van Gewone hoornbloem (Cerastium fontanum), Scherpe boterbloem (Ranunculus acris) en Gewoon haakmos (Rhytidiadelphus squarrosus). Brunel is echter iets kieskeuriger en geeft dikwijls plekken aan waar minder algemene tot zeldzame planten te verwachten zijn. In dit opzicht is zij te vergelijken met Kleine leeuwentand (Leontodon saxatilis), waarmee zij ook vaak samen optreedt. In grasland krijgen zulke planten voornamelijk een kans waar de grasmat hetzij laag, hetzij min of meer open is: in weinig bemeste weilanden, in gazons, op ingezakte molshopen, langs paadjes, op glooiingen. Ook een afwisselend natte en lichtelijk uitdrogende bodem is gunstig voor het optreden van Gewone brunel. Vooral in duinvalleien en leemgroeven wordt zij dan dikwijls vergezeld door kleine, een- of tweejarige plantjes, zoals Kleine klaver (Trifolium dubium), Echte stijve ogentroost (Euphrasia stricta), Geelhartje (Linum catharticum) en Echt duizendguldenkruid (Centaurium erythraea). Een biotoop waar Brunel nogal op de voorgrond treedt, is te vinden aan de rand van vochtige boswegen en -paden, waar veelvuldig water stagneert en weer verdampt of wegzakt, wat de grond oppervlakkig doet dichtslaan. Hier is Tijmereprijs (Veronica serpyllifolia) vaak haar metgezel.
Van de galmug Macrolabis rubsaameni leven de larven in een beursvormige gal, bestaand uit een bladpaar aan de top van een brunelstengel. De bladluis Aphis brunellae vertoont bladrolling en stengelverkorting.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Gewone brunel is een soort van vochtige, schrale tot matig voedselrijke graslanden en pioniersmilieus. Gewone brunel is niet erg concurrentiekrachtig en groeit voornamelijk in tamelijk intensief gemaaide of begraasde graslanden of op plaatsen met wat betreding. Gewone brunel komt het meest voor op of langs bospaadjes, in heischraal grasland en in vochtige duinpannen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.