Gewone waterbies is een vaak glanzige, middelhoge plant die bloeit in de voorzomer en zomer. Ze heeft bundels rechtopstaande stengels met een dikke aar die tot veertig of meer bloemen bevat. Deze soort komt wereldwijd voor, vooral in gematigde streken, en groeit op een breed scala van oever- en wateromgevingen. Gewone waterbies heeft weinig concurrentievermogen, groeit goed op uiteenlopende substraten en verdraagt enige zoutconcentratie. Ze komt voor in ondiep water, heidevennen, sloten, poelen en zandgroeven, en is vaak een pionier in nieuw gegraven wateren. Historisch gezien was ze veel voorkomend op zand- en lössakkers, wat duidt op eerdere verslemping van bouwland.
Gewone waterbies vertoont een circumpolaire verspreiding op het noordelijk halfrond. De soort is eveneens aanwezig in Centraalen Zuid-Afrika en Zuid-Amerika. Van west naar oost en van noord naar zuid: overal in Europa is gewone waterbies abundant. ln België komt de soort in het ganse land voor, met de hoogste frequentie in de noordelijke helft.
Gewone waterbies is een vrij algemene soort in Vlaanderen, vooral in de Polders en de Kempen. De toename van het aantal groeiplaatsen wordt voornamelijk bepaald door de betere verkenning van de aquatische milieus.
Gewone waterbies is een lage tot middelhoge, soms hoge, vaak glanzige en vrij donker groene voorzomer- en zomerbloeier, die fors van postuur kan worden, zelfs forser dan de andere waterbiezen. Aan de kruipende wortelstok ontspringen vaak op regelmatige afstanden bundels rechtopstaande, rolronde stengels, die tot ruim een halve centimeter dik kunnen worden. De bladscheden zijn bruin of vaak glanzend purperrood; de bovenste is ongeveer recht afgesneden. De aar is meestal één tot twee centimeter lang, wordt tot ruim een halve centimeter dik en bevat tot veertig, soms nog meer bloemen. De kafjes zijn meestal lichtbruin. Doorgaans dragen de onderste twee kafjes geen bloemen; deze kafjes zijn korter en breder dan de overige. Het onderste kafje omvat de aarspil voor de helft tot vier-vijfde. De bloemen hebben doorgaans vier borstels. De stijl draagt twee stempels en het nootje is lensvormig; hierin verschillen Gewone waterbies en Slanke waterbies van de overige inheemse waterbiezen.
Gewone waterbies is een zeer vormenrijke kosmopoliet en heeft haar zwaartepunt in de gematigde streken. In Nederland is zij algemeen tot vrij algemeen.
Gewone waterbies is een oeverplant die op zeer uiteenlopende substraten op een breed scala van standplaatsen kan groeien, maar een opmerkelijk gering concurrentievermogen heeft ten opzichte van andere oeverplanten, geen beschaduwing verdraagt en veelal in soortenarme begroeiingen optreedt. Zij groeit in ondiep, vaak 's zomers droogvallend water op al of niet humeuze, zure tot basische, voedselarme tot voedselrijke zand-, leem- en kleigrond en op laagveen, maar niet op hoogveen. Bemesting verdraagt zij goed, zolang de standplaats open blijft. Ook verdraagt zij enig zout; zo kan zij pionieren in jonge duinvalleien die door afsnoering van de zee uit strandvlakten zijn ontstaan. Zij houdt in dit milieu stand bij lichte overstuiving. Gewone waterbies komt ook veel voor in heidevennen met een zandbodem en sterk wisselende waterstanden. Hier staat zij gemiddeld lager in de zonering dan Veelstengelige waterbies, op plaatsen waar zich slik ophoopt. Bij het droogvallen van het ven mineraliseert dit slik en komen voedingsstoffen vrij, waarvan Gewone waterbies profiteert. Bovendien geeft het droogvallen haar de kans zich te handhaven tegenover Veenmossen (Sphagnum spp.), die haar anders gemakkelijk verdringen. Gewone waterbies groeit verder in sloten, poelen, vijvers en zand-, leem- en kleigroeven, vooral als pionier in nieuw gegraven wateren. In de randzone van groot, open water krijgt zij zelden een kans. Wel kan zij optreden in drassige, beweide oeverstroken van bijvoorbeeld oude rivierarmen en kreken, waar de begroeiing door vertrapping opengehouden wordt. In moerasvegetaties van Zeggen en Russen (Juncus spp.) staat zij voornamelijk op open plekken, soms met verspreide halmen in meer gesloten, lage begroeiing. Tussen Riet (Phragmites australis) of forse Biezen kan zij zich niet handhaven.
Bij opgravingen is gebleken dat Gewone waterbies in lang vervlogen tijden — vanaf het begin van de landbouw in de Nieuwe Steentijd — veel voorkwam in zand- en lössakkers. Dit lijkt te wijzen op veelvuldige verslemping van het toenmalige bouwland.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Gewone waterbies is een soort van oevers van sloten, beken en rivieren, van tijdelijk onder water staande laagten in weien hooilanden, van oevers van poelen, visviivers en grotere plassen, van verlandingsvegetaties enz. Ze staat steeds in de contactzone tussen land en water, in ondiep water of op tijdelijk overstroomde plaatsen. Vaak is gewone waterbies vegetatievormend en soms absoluut dominant. Begrazing wordt goed verdragen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.