IJzerhard is een middelhoge, ijle, eenjarige of overblijvende zomer- en herfstbloeier met een verhoutende voet en vierkante, taaie stengels. De bladeren zijn langwerpig, grof gekarteld en aan de voet versmald, terwijl de bloemen in lange, dunne aren staan. De bloemkroon is bleeklila en licht tweelippig, met vier meeldraden en een vierhokkig vruchtbeginsel. De vruchten splijten in vier nootjes die door wind of klitverspreiding worden verspreid.
IJzerhard kwam oorspronkelijk enkel voor in de warme en gematigde delen van Europa en Azië, maar is tegenwoordig ingeburgerd op talrijke plaatsen elders in de wereld, zodat ze als een subkosmopoliet van de gematigde delen van wereld kan worden beschouwd. In Wallonië komt ijzerhard algemeen voor in de districten met kalkhoudende bodems.
In Vlaanderen is ijzerhard vrij algemeen en komt vooral voor in regio's met leem- en kalkhoudende bodems. De soort is zeldzaam in de Duinen, de kustpolders en de Kempen. Er is geen duidelijke trend waar te nemen.
IJzerhard is een middelhoge, ijle en vaak wijd vertakte, eenjarige of overblijvende zomer- en herfstbloeier met een verhoutende voet. De vierkantige, zeer taaie stengels nemen in verhouding tot blad en bloei een opvallend groot deel van de massa van de plant in. Bladeren en zijtakken staan kruisgewijs tegenover elkaar. De in omtrek langwerpige bladeren zijn grof en onregelmatig gekarteld en aan de voet steelachtig versmald. De middelste stengelbladeren zijn dieper ingesneden en vaak liervormig-veerspletig. Door korte stekelharen op stengelribben, bladranden en nerven voelt de plant ruw aan. De kleine, tweeslachtige bloemen zitten in de oksels van schutblaadjes in lange aren, die zo dun zijn dat het uitgebloeide deel op een stuk touw lijkt. De buisvormige, vier- of vijftandige kelk is klierachtig behaard, evenals de bloeiwijze-assen. De bleeklila bloemkroon heeft een gekromde buis. De vijf kroonslippen verschillen onderling weinig in grootte. Twee ervan zijn omhoog, drie omlaag gericht, zodat de kroon zwak tweelippig is. De vier meeldraden zijn tweemachtig, evenals bij lipbloemigen. De stijl ontspringt aan de top van het vierhokkige, bovenstandige vruchtbeginsel. Vermoedelijk vindt meestal spontane zelfbestuiving plaats. De vrucht splijt in vier nootjes, die door harde wind uit de rechtopstaande kelk worden geschud. Ook kunnen de kelktanden als haken voor klitverspreiding dienen.
IJzerhard, van oorsprong een bewoner van het Middellandse-Zeegebied, stond sinds de oudheid in hoog aanzien als tover- en offerplant en veelzijdig geneeskruid. Met zijn metaaldraadachtige stengels had het een grote faam als heler van verwondingen met ijzeren wapens. Nu wordt de wortel nog wel als toekruid bij het inmaken van augurken gebruikt. Als cultuurvolger is het een kosmopoliet van de gematigde en warmere streken geworden. In Nederland komt het blijkens een vondst te Maastricht sinds de Romeinse tijd voor. In grote trekken heeft het bij ons hetzelfde verspreidingspatroon als Wilde marjolein (Origanum vulgare). Tegenwoordig is het op zijn retour, ook in omringende landen. Het meest komt het voor ijzerhard in Zuid-Limburg en het Deltagebied, al is het ook hier vrij zeldzaam geworden. Verder wordt het aangetroffen langs de grote rivieren, voornamelijk langs Waal en Rijn, en hier en daar in het IJsselmeergebied. Voor het overige is het zeer zeldzaam, en op de Waddeneilanden ontbreekt het.
IJzerhard is een plant van zonnige plaatsen op vochthoudende tot vrij droge, min of meer stikstofrijke, kalkhoudende grond. Zijn warmtebehoefte is vrij groot: een van de oorzaken waardoor de plant in de noordelijke helft van ons land nauwelijks bestendig voorkomt. Door zijn taaiheid verdraagt het betreding en berijding beter dan de meeste andere planten; anderzijds handhaaft het zich in hoofdzaak op vrij open plekken. Vermoedelijk spelen de groene stengels een grote rol bij de koolzuurassimilatie, zodat beschadiging van het blad deze plant weinig deert. In Zuid-Limburg wordt ijzerhard voornamelijk nog aangetroffen langs spoorwegen, op stenig braakland en aan wegkanten aan de rand van dorpen. Verder staat het hier en daar langs paadjes en veldwegen aan de voet van krijthellingen, en in hooggelegen delen van Maasuiterwaarden. Buiten Limburg is ijzerhard in hoofdzaak een dijkplant. Het groeit op beweide, zandige dijkhellingen, vooral op steile kanten langs veepaadjes. In Zeeland heeft het daar Knopig doornzaad (Torilis nodosa), Blauw walstro (Sherardia arvensis), Klein streepzaad (Crepis capillaris) en soms Fijne ooievaarsbek (Geranium columbinum) als begeleiders. Verder vormt ijzerhard samen met Gewone raket (Sisymbrium officinale) vaak een zoom langs de rand en in de middenstrook van wagensporen die over het dijktalud afdalen.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
IJzerhard groeit op min of meer vochtige, lichtrijke plaatsen op stikstofrijke en bij voorkeur kalkhoudende en eerder gecompacteerde bodems. De soort groeit in wegbermen, op braakliggende terreinen en op ruderale plaatsen, en is tamelijk goed bestand tegen betreding.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.