Wilde marjolein is een middelhoge, aromatische zomer- en herfstbloeier met uitlopers en dichte, schermvormige bijschermen die een pluim vormen. De roze bloemkronen steken helder af tegen de donkerpaarse schutbladen. De plant groeit op zonnige, droge plaatsen in kalkrijke gebieden en is wettelijk beschermd in Nederland. Wilde marjolein is een voedselplant voor verschillende motvlinders en vertoont vaak gynodioecie.
Wilde marjolein heeft een Eurosiberisch areaal. De soort komt voor in de gematigde streken van Europa en dringt in Centraal- Azië door tot in de Himalaya. In Europa komt ze overal voor, met uitzondering van het noorden van Scandinavië en het grootste deel van het Iberisch Schiereiland. In België is ze algemeen in het oosten van het Brabants district, in het Maasdistrict en in Lotharingen.
Op Vlaamse schaal is wilde marjolein vrij algemeen, maar de regionale verschillen zijn groot. In de kalkrijke delen van de Leemstreek en langs de Grensmaas is de plant algemeen. Op de polderdijken van het Oost-Vlaamse krekengebied is ze evenmin zeldzaam. Elders in Vlaanderen is de soort echter een zeldzaamheid.
Wilde marjolein is een middelhoge, veelal roodachtig aangelopen, fijn aromatische zomer- en herfstbloeier met uitlopers. De bladeren aan de onderste helft van de stengel dragen dikwijls in hun oksels korte, rozetachtig bebladerde zijtakjes. De bladeren zijn driehoekig-eirond en onduidelijk gekarteld. De kleine bloemen staan in dichte, schermvormige bijschermen aan korte zijtakken en aan de stengeltop, die samen een pluimvormig geheel vormen. De bijschermen verdienen de benaming 'schijnbloem', temeer omdat de schutbladen met hun donkerpaarse tint aanzienlijk aan het kleureffect van het geheel bijdragen. De roze bloemkronen steken daartegen helder af. Behalve in geur vertoont Wilde marjolein ook in bloembouw overeenkomst met Tijm: de kroon heeft een vlakke bovenlip; de middenslip van de onderlip is even groot als de bovenlip en weinig groter dan de zijslippen; de lange meeldraden wijken uiteen en steken ver buiten de bovenlip uit. De kelk is - anders dan bij Tijm - regelmatig vijftandig. Af en toe komen wit bloeiende exemplaren met groene schutbladen voor. Wilde marjolein komt voor in Europa met uitzondering van het noordelijkste deel, en verder zuidoostwaarts via West-Azië en de Himalaya tot op Taiwan; zuidwestwaarts tot in het Atlasgebied en op enige eilanden in de Atlantische Oceaan. In Nederland is zij plaatselijk vrij algemeen in de zuidelijke helft van Limburg en in het Deltagebied, voornamelijk op Zuid-Beveland, Tholen en Overflakkee. Verder komt zij langs de grote rivieren voor, het meest langs Rijn en Waal. In sommige delen van het Deltagebied en langs de Gelderse IJssel is de plant sterk achteruitgegaan. Buiten de genoemde gebieden wordt zij sporadisch aangetroffen, onder meer in Midden-Brabant en op de Veluwe. In Nederland is deze plant wettelijk beschermd.
Wilde marjolein groeit op zonnige, soms zwak beschaduwde, vrij droge plaatsen op matig voedselrijke, meestal vrijwel neutrale bodem. In ons land is zij in hoofdzaak op hellingen te vinden, met name op matig steile zuidhellingen, en wel op min of meer verweerd krijt en (zeer) zandige, kalkrijke klei, zelden op kalkarm zand. In Zuid-Limburg staat Wilde marjolein in krijthellinggraslanden en bermen; ook op wanden van afgravingen die jarenlang met rust zijn gelaten. Buiten het krijtgebied is zij vrijwel beperkt tot door de mens geconstrueerde standplaatsen: taluds van rivierdijken, van spoorbrug-opritten en van oude Zeeuwse en Flakkeese binnendijken. Zij behoort tot de planten die zich lang handhaven in vegetaties die door verwaarlozing of onder invloed van bemesting verruigen (dat wil zeggen: waarin langhalmige grassen, hoog opschietende kruiden en later ook struweel de lager blijvende planten verdringen). Op zulke plaatsen vormt zij trouwens vaak grote 'eilanden' in de vegetatie. Het afbranden van de begroeiing blijkt haar in zo'n overheersende positie te kunnen handhaven. Ook matige beweiding begunstigt de plant, die als zoveel Lipbloemigen om haar geur en haar verhoutende stengels weinig of niet door het vee wordt gegeten. Zware bemesting en intensieve begrazing doen haar echter verdwijnen of dringen haar terug tot in de marge, waar zij onder prikkeldraad en op heel steile kantjes haar bestaan rekt. Planten die vaak samen met Wilde marjolein voorkomen, zijn Gewone agrimonie (Agrimonia eupatoria), Viltig kruiskruid (Senecio erucifolius), Gewone bermzegge (Carex spicata) en Dauwbraam (Rubus caesius); in Zuid-Limburg tevens Grote centaurie (Centaurea scabiosa), Gevinde kortsteel (Brachypodium pinnatum) en Borstelkrans. Op beweide Zeeuwse dijken zijn Ruige anjer (Dianthus armeria), Ruige weegbree (Plantago media) en Bevertjes (Briza media) regelmatige begeleiders.
Vaak komt bij Wilde marjolein - meestal onvolledige - gynodioecie voor. Deze treedt vooral op in kleine groepen planten op geïsoleerde vindplaatsen en in relatief ruige begroeiingen.
Wilde marjolein is voedselplant van verscheidene motvlinders. Hiervan is de vedermot Pterophorus baliodactylus pas kort geleden voor Nederland ontdekt, maar inmiddels in Zeeland op verscheidene plaatsen aangetroffen. De rups van dit vlindertje kruipt in de herfst uit het ei, overwintert en vreet in de voorzomer aan blad en stengel, waar ook de verpopping plaatsvindt. Van de vlinderfamilie Gelechiidae is Telephila schmidtiellus op Wilde marjolein gespecialiseerd. Ook deze soort is een recente aanwinst van onze fauna; zij werd in 1983 in twee Zuid-Limburgse krijthellinggraslanden waargenomen. Tot dezelfde familie behoort Reuttia subocellea, die Marjolein en Watermunt als voedselplanten heeft. Van de Pyralidae leeft Pempelia obductella op deze plant, daarnaast ook wel op sommige andere Lipbloemigen. Zij is in Zuid-Limburg plaatselijk talrijk. De rups leeft tussen samengespannon bladeren, vooral in de lente. Snuitkevertjes op Marjolein zijn Apion origani en A. flavimanum, beide in ons land ook weer alleen uit Zuid-Limburg bekend. Dikwijls vertoont de plant vervormingen van blad of bloeiwijze. De aanwezigheid van de bladluis Aphis origani is op te merken aan groepjes naar onder omgerolde bladeren.
Opvallender nog zijn de in dicht behaarde proppen veranderde bloeiwijzen, veroorzaakt door de galmijt Aceria origani.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Wilde marjolein is een overblijvende soort van graslanden, ruigten en zomen op kalkrijke (leem)bodems. Ze staat op voedselarme tot matig voedselrijke standplaatsen en wordt vooral gevonden in wegbermen, dijkgraslanden langs de Maas en op spoorwegterreinen. In het Oost-Vlaamse krekengebied komt ze voor op polderdijken waar schelpgruis voor de nodige kalk zorgt. Soms wordt ze gevonden op met kalkrijk zand opgespoten industrieterreinen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.