Kompassla is een hoge, bestekelde zomerbloeier met een benig-witte stengel. Zij is een schoolvoorbeeld van een kompasplant: de bladeren staan in een noord-zuidwaarts gericht vlak. De bladeren hebben op de rugzijde een middennerf voorzien van stekels. De hoofdjes staan in een wijd uitstaande pluim, de citroengele lintbloemen krijgen bij drogen een blauwige tint. Kompassla komt typisch voor op plaatsen die door de mens beïnvloedt zijn.
Kompassla heeft een Eurosiberisch areaal (van Noord-Afrika en West-Europa oostwaarts tot Centraal-Azië). Van oorsprong zou de soort afkomstig zijn van Zuidwest-Azië en Zuid-Europa. Tegenwoordig is ze echter op talrijke plaatsen ingeburgerd en kan ze worden beschouwd als een kosmopoliet van de gematigde streken van de wereld. Binnen Europa strekt het areaal zich noordwaarts uit tot Midden-Engeland en Zuid-Scandinavië. In Ierland ontbreekt de soort.
Het aantal vindplaatsen van kompassla is tijdens de laatste karteringsronde spectaculair toegenomen. CR_PIN 1860 noemde de soort zeldzaam en stipte aan dat bepaalde variëteiten van de soort gecultiveerd werden. Terwijl in de periode 1939-1971 de soort nog beperkt bleef tot een aantal regio's, komt kompassla nu nagenoeg in heel Vlaanderen voor. Enkel in bepaalde delen van de Kempen is kompassla vrij zeldzaam, elders is de soort overal zeer algemeen. De uitbreiding wordt in de hand gewerkt door toenemende verstedelijking. De verspreidingshistoriek van kompassla in Wallonië is in grote lijnen vergelijkbaar met die in Vlaanderen.
Kompassla is een meestal hoge, bestekelde maar niet behaarde, een- tot tweejarige zomerbloeier met een benig-witte stengel en een penwortel die tot meer dan een meter lang kan worden. In onze flora vormt zij het schoolvoorbeeld van een kompasplant: de bladeren staan - met name op alzijdig belichte plekken - in een noord-zuidwaarts gericht (meridiaan-)vlak. De aan de oost- en westzijde staande bladeren zijn tegen de stengel geklapt; de naar het noorden of zuiden gerichte bladeren zijn vlak boven de voet een kwartslag gedraaid, zodat ze een verticale stand innemen. Door deze positie in te nemen worden de bladeren het meest door de ochtend- en avondzon en het minst door de middagzon beschenen, waardoor ze tegen sterke verhitting beschermd zijn. De bladeren zijn blauwachtig groen, enigszins leerachtig, in omtrek langwerpig-eirond, en hebben een pijlvormig stengelomvattende voet. De rugzijde van de middennerf is voorzien van stekels, die meestal ruim twee millimeter lang zijn. Aan de voet van de plant zetten de stekelrijen zich soms omlaag op de stengel voort. De getande bladrand draagt kortere stekeltjes. Wat de bladinsnijding betreft, treedt Kompassla in twee vormen op, die als forma serriola en forma integrifolia te boek staan. Lactuca serriola f. serriola heeft diep bochtig veervormig gedeelde bladeren met het uiterlijk van een vervaarlijk wapen of hakwerktuig: de eindlob lijkt op een pijlpunt, de zijslippen (meestal twee aan weerszijden) doen aan een bijl of aan een roofvogelsnavel denken. Alleen de bovenste bladeren zijn bij f. serriola ongedeeld. Daarentegen heeft f. integrifolia uitsluitend ongedeelde, breed spatelvormige bladeren. Het melksap van Kompassla krijgt pas na ongeveer een half uur een lichtgele tint, een verschil met de hierna genoemde Gifsla. De hoofdjes staan in een wijd uitstaande pluim, waarvan de takken voor de bloei aan hun uiteinde overhangen. Op de vertakkingspunten zitten schubvormige schutbladen. De citroengele lintbloemen krijgen bij drogen een blauwige tint. Bij Kompassla schijnt vaak spontane zelfbestuiving op te treden. De aanvankelijk witachtige nootjes zijn bij rijpheid bruin, vaak gevlekt, ongeveer een millimeter breed en drie millimeter lang, aan de top kort borstelharig, met een ongeveer even lange snavel.
Kompassla, van oorsprong vermoedelijk een Zuidwest-Aziatische en Zuidoost-Europese steppeplant, is als cultuurvolger een kosmopoliet van de gematigde streken geworden. In Nederland heeft zij een opmerkelijke inburgeringsgeschiedenis. Uit de 17de eeuw dateren twee opgaven voor het Gooi; bij de tweede wordt Muiderberg als vindplaats genoemd. Daarna wordt lange tijd niets meer van de plant vernomen. In de 19de eeuw wordt zij op een paar plekken in Zuid-Limburg en langs de grote rivieren aangetroffen. In de 20ste eeuw wordt zij in deze gebieden langzamerhand gewoner, zodat zij de faam van stroomdalplant krijgt. In de jaren zestig breekt zij dan in West-Nederland plotseling door in de Randstad, en nu blijkt de uitbreiding explosief te verlopen. Deze recente zegetocht komt voor het grootste deel voor rekening van f. integrifolia. Tegenwoordig is Kompassla algemeen in de provincie Zuid-Holland. Verder komt zij vrij veel voor in Zuid- en Midden-Limburg, in het Gelderse en Utrechtse rivierengebied, rondom Amsterdam en in verscheidene delen van Zeeland. Elders is zij tot dusver zeldzaam gebleven.
Kompassla is een plant van alledaagse begroeiingen op sterk door de mens beïnvloede substraten. Zij groeit op zonnige, min of meer droge plaatsen op voedselrijke, dikwijls kalkrijke en/of stenige grond, op zand, klei en krijt. In het algemeen is zij als indicator van bodemverstoring te beschouwen. Veel van haar uitbreiding houdt verband met verstedelijking, met aanleg van wegen en bouw- en industrieterreinen, met dijkverhoging, graafwerk of met het storten van afval. Kompassla is te vinden langs spoorwegen, in basaltglooiingen, in zand- en kleigroeven (vooral na vuilstorting), op opgespoten zandvlakten, op braakland, in omgewerkte bermen, op verstoorde dijkhellingen en op ruigten in hooggelegen delen van uiterwaarden, bijvoorbeeld bij steenfabrieken. Planten waarmee zij dikwijls samen voorkomt, zijn onder meer Canadese fijnstraal, Hongaarse raket (Sisymbrium altissimum), Grote zandkool (Diplotaxis tenuifolia) en Vlasbekje (Linaria vulgaris). Hoewel het moeite kost een stug en stekelig gewas als Kompassla met een malse groente als Sla in verband te brengen, is de onderlinge overeenkomst groot, wat iedereen kan weten die weleens een doorgeschoten (dat wil zeggen bloeiende) Slaplant heeft gezien. Behalve in hun blad verschillen beide in de vorm van de pluim, die bij Sla het uiterlijk van een tuil heeft, dus van boven afgeplat is. Voorts heeft Sla talrijke, opvallend gekromde, breed hartvormig-eironde schutbladen aan de pluimtakken.
Andere Slasoorten
Gifsla (Lactzica virôsa) lijkt sterk op Kompassla, maar is gewoonlijk tweejarig, vaak roodbruin aangelopen of gevlekt, en is geen kompasplant. De rozetbladeren zijn breed spatelvormig-omgekeerd-eirond en lijken dikwijls bedrieglijk op paardenbloembladeren, waarvan ze verschillen door de stekeltjes op de rugzijde van de middennerf. Deze zijn schaarser en korter dan bij Kompassla, meestal nog geen millimeter lang. Gewoonlijk zijn ze bochtig getand en niet dieper gedeeld. Het melksap dat bij verwonding van de plant vrijkomt, krijgt spoedig (na ongeveer vijf minuten) een lichtgele en daarna bij het opdrogen een bruingele kleur. De nootjes hebben, voordat ze rijp zijn, een gele tot oranje kleur. Bij rijpheid zijn ze zwartpaars, minstens anderhalve millimeter breed en (zonder snavel) minstens vier millimeter lang; ze vertonen relatief brede vleugelranden en zijn onbehaard. Gifsla, die een bedwelmende geur verspreidt, is een cultuurplant, waarvan het gedroogde melksap als narcoticum diende. Vermoedelijk is zij uit Zuidwest-Europa afkomstig; als cultuurrelict of ingeburgerde adventiefplant komt zij in een groot deel van Westen Midden-Europa voor. In West-Nederland lijkt zij op een paar plaatsen stand te houden in bermen en op ruderale terreinen, voornamelijk in stedelijke omgeving; op Walcheren is zij een paar maal in de duinen gevonden. Verder is zij aan het spoor in Midden-Limburg aangetroffen.
Wilgsla (L. saligna) is gewoonlijk aanzienlijk lager dan Kompassla en is meestal eenjarig. Vaak is zij vanaf de voet bezemvormig vertakt. Evenals Kompassla is zij een kompasplant en heeft zij een witachtige stengel. De onderste bladeren zijn diep veervormig gedeeld met lange, smalle eindlob en van elkaar verwijderd staande, smalle, spitse zijslippen; tijdens de bloei is het merendeel van deze bladeren verdord. De hogere bladeren zijn lijnlancetvormig met pijlvormig stengelomvattende voet. De bladeren zijn niet bestekeld. De hoofdjes zitten alleen of in groepjes van twee of drie aan het bovenste deel van de hoofdas en de opgerichte zijassen, en vormen onderbroken schijnaren. De nootjes hebben een opvallend lange snavel, die dubbel zo lang is als het nootje. Wilgsla komt voor in de zuidelijke helft van Europa en in Zuidwest-Azië, en bereikt(e) in ons land de noordgrens van haar areaal. Zij is hier hoofdzakelijk aangetroffen in het Deltagebied, en wel voornamelijk in Zeeuws-Vlaanderen en op Zuid- en Noord-Beveland. De meest recente waarneming dateert van 1977 en betreft een dijk in westelijk Zeeuws-Vlaanderen, die ook bekend is als vindplaats van Wilde peterselie (Petroselinum segetum) en Akkerdoornzaad (Torilis arvensis). In België kwam Wilgsla eertijds vrij veel voor langs de Maas en in Duitsland langs de Rijn; bij Maastricht en Nijmegen heeft zij langs deze wegen juist de zuidoosthoek van ons land bereikt, maar het betrof eenmalige vondsten. Wilgsla is een plant van zonnige, droge hellingen en groeit op stikstofrijke, vaak ammoniakhoudende, dikwijls iets ziltige bodem. In Zeeland kwam zij vooral op dijken voor, met name op zeedijken. De oorzaak van haar verdwijning is niet duidelijk, maar het is opvallend dat ook elders in het noordelijk deel van haar areaal - in Groot-Brittannië, België, Duitsland en Zwitserland een sterke achteruitgang is waar te nemen. Op sommige plaatsen in Zeeland kan verzwaring van zeedijken tot haar verdwijning hebben geleid. In Noordwest-Frankrijk lijkt zij zich langs spoorwegen uit te breiden.
In tegenstelling tot de hiervoor genoemde, een- of tweejarige, geelbloemige Slasoorten is Strandsla (L. tatürica) een overblijvende plant met paarsblauwe bloemen. De plant is blauwgroen van tint en meestal middelhoog. In habitus en bladvorm komt zij sterk overeen met Akkermelkdistel, en evenals deze vermeerdert zij zich met behulp van uitlopers. Strandsla, een steppeplant, is een van de weinige Composieten die zowel in Eurazië als in Noord-Amerika oorspronkelijk inheems zijn. In standplaats is zij met Duindoorn (Hippophae rhamnoides) en Peperkers (Lepidium latifolium) te vergelijken. In Europa was Strandsla een eeuw geleden nog grotendeels tot het uiterste oosten beperkt, maar sinds het begin van de 20ste eeuw vertoont zij een neiging tot westwaartse areaaluitbreiding. Nieuwe vestigingen werden allereerst waargenomen langs de zuidelijke Oostzeekust, vervolgens hier en daar in het binnenland van Oost-Duitsland en Tsjechoslowakije, tenslotte ook in Noordwest-Duitsland aan de monding van Weser en Eems. Deze uitbreiding naar het westen is wel met invasies van het Steppehoen (Syrrhaptes paradoxus) in verband gebracht, maar dit lijkt weinig aannemelijk. De eerste vondsten in Nederland betroffen adventiefterreinen: de vestingwerken te Doesburg en twee van de Rotterdamse havens. In 1967 werd Strandsla op het toen pas gevormde eiland Rottumerplaat ontdekt. Vermoedelijk heeft zij zich vanuit een groeiplaats aan de Eems te Emden hierheen verspreid, en het is aannemelijk dat zij het eiland in de vorm van een aangespoelde wortelstok heeft bereikt. Zij groeit hier in Duindoornstruweel en tussen aanspoelsel, samen met onder meer Helm (Ammophila arenaria) en Akkermelkdistel. In de jaren zeventig stonden er vele honderden stengels, maar Strandsla is tot één plek beperkt gebleven. Doordat geen kruisbestuiving kon plaatsvinden, bleef vruchtzetting uit. Inmiddels is haar aandeel in de vegetatie teruggedrongen en haar vitaliteit sterk verminderd. Van een werkelijk succesvolle inburgering binnen onze grenzen kan dus nog niet gesproken worden.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Kompassla groeit in pioniersvegetaties op vochtige tot droge, voedselrijke bodems. De soort staat vooral op kalkrijke of stenige substraten. Kompassla groeit onder andere op braakliggende terreinen in verstedelijkt gebied, op spoorwegterreinen, in omgewoelde wegbermen en langs rivieroevers.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.