Kroontjeskruid is een lage, eenjarige, geelgroene plant die van de voorzomer tot diep in de herfst bloeit. De bladeren en schutbladen zijn spatelvormig en fijn getand aan de top. De bloeiwijze, meestal met vijf schermstralen, lijkt op een 'kroontje op een standaard' en keert zich naar de zon. De honingklieren zijn ovaal met afgeronde uiteinden. De vruchten hebben geen wratjes, in tegenstelling tot Brede wolfsmelk. De zaden hebben groefjes. Kroontjeskruid groeit op omgewerkte, voedselrijke, vochthoudende grond, zoals hakvruchtakkers op rivierklei, braakland, tuinen, bermen en dijken.
De verspreidingshistoriek van kroontjeskruid lijkt op die van tuinwolfsmelk. In oorsprong een plant van streken met een warmgematigd klimaat, vermoedelijk in het mediterrane gebied en West-Azië (en misschien ook delen van Oost-Azië?), heeft kroontjeskruid nadien in het spoor van de mens zijn weg gevonden naar diverse delen van de wereld. in Europa is de soort wat verder naar het noorden doorgedrongen dan tuinwolfsmelk: het aaneengesloten areaal reikt tot Midden-Scan« dinavië in het noorden en tot de Kaukasus in het zuidoosten. Vandaag is ze ingeburgerd in onder meer de Verenigde Staten, Chili, Argentinië, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. in Wallonië is kroontjeskruid een algemene soort, behalve ín de (Hoge) Ardennen.
Zowel voor de periode 1939-1971 als voor de periode vanaf 1972 vertoont de verspreiding van kroontjeskruid een grote overeenkomst met die van tuinbingelkruid: de soort ontbreekt of is zeldzaam in het grootste deel van de Kempen, in delen van noordelijk Oost-Vlaanderen en de daarbij aansluitende zone met zandige bodems in West-Vlaanderen. Dat is groten deels een gevolg van een sterk gelijkend ecologisch profiel van de twee soorten. In gebieden waar ze effectief minder talrijk zijn, kunnen ze allebei gemakkelijk over het hoofd worden gezien indien er wat minder intensief wordt geïnventariseerd. Doorgaans houdt dat in dat banalere 'restbiotoopjes', zoals vaak moeilijker prospecteerbare bloemen- en moestuintjes of tijdelijke pioniersterreintjes (bv. na werken met uitgebreid grondverzet) minder aandacht krijgen en dat is precies waar beide soorten met grote regelmaat groeien. Globaal gesproken is kroontjeskruid in Vlaanderen niettemin zeer algemeen.
Kroontjeskruid is een lage, eenjarige, geelachtig groene plant, die van de voorzomer tot diep in de herfst bloeit, ook nog na af en toe optredende nachtvorsten. Per jaar kan meer dan een generatie optreden. De bladeren en schutbladen zijn spatelvormig en naar de top fijn getand. De bloeiwijze, die gewoonlijk uit vijf schermstralen bestaat, lijkt een 'kroontje op een standaard'. Omdat hij zich naar de zon keert, kreeg de plant de naam Helioscopia (zonnekijkertje). De honingklieren op de rand van de schijnbloemen zijn ovaal, met afgeronde uiteinden (indien ze iets gebogen zijn, dan met de holle kant naar binnen). De vruchten hebben geen wratjes: een verschil met de Brede wolfsmelk, die veel op Kroontjeskruid lijkt. De zaden vertonen groefjes.
Kroontjeskruid wordt beschouwd als een oorspronkelijk Zuid--Europese plant, die als cultuurvolger zijn areaal sterk heeft vergroot en nu kosmopolitisch voorkomt. In Nederland was het zeker in de eerste eeuw voor het begin van de jaartelling aanwezig. Het is hier vrij algemeen, maar schaars in een deel van de zandgebieden in het noordoosten en midden van het land.
Kroontjeskruid is een plant van omgewerkte, voedselrijke, vochthoudende grond. Het groeit in hakvruchtakkers, vooral op rivierklei, verder op braakland, in tuinen en op open plekken in bermen en op dijken. Dikwijls wordt Kroontjeskruid vergezeld door eenjarige Dovenetels (Lamium spp.) en Ereprijssoorten (Veronica spp.), Rood guichelheil (Anagallis arvensis), Gewone duivekervel (Fumarta officinalis), Gewone steenraket (Erysimum cheiranthoides) en Herik (Sinapis arvensis).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Kroontjeskruid is een onkruid van tuinen en hakvruchtakkers, dat voor het overige gedijt in allerlei lichtrijke milieus met omgewoelde grond, zoals recent vergraven of aangelegde wegbermen, gronddepots, plantsoentjes enz. Na grondverzet slaat de plant gemakkelijk op uit de zaadbank. Zodra de dynamiek in het milieu wegvalt en het vegetatiedek dichter wordt, verdwijnt ze spoedig opnieuw van het toneel. Mits voldoende voedselrijk en niet te droog, groeit kroontjeskruid zowel op klei als op zand.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.