Rode dophei is een altijdgroene, spichtige dwergheester die 's zomers bloeit. De bladeren staan meestal in kransen van drie en hogerop vrij ver uiteen, met korte zijtakjes in de bladoksels. Het blad heeft een smalle lengtegroef en is aan de randen kort gewimperd. De bloemen staan in smalle, onderbroken tros- of pluimvormige bloeiwijzen. De urnvormige, diep roodpaarse bloemkroon is slanker dan die van Gewone dophei en heeft afstaande lobjes, met de grootste wijdte onder het midden. Rode dophei groeit op droge tot matig vochtige, voedselarme en humusarme zandgrond.
Rode dophei heeft een typisch Atlantische verspreiding, met een aaneengesloten areaal op de Britse Eilanden en langs de Atlantische en Noordzeekust van Noord-Portugal tot België. ln Zuid-Frankrijk reikt dat areaal tot aan de Middellandse Zee. Het meest noordelijke deel van het areaal ligt aan de uiterste westkust van Noorwegen. Geisoleerde groeiplaatsen zijn ook in het binnenland van Frankrijk en België te vinden. ln België wordt rode dophei uitsluitend in Vlaanderen aangetroffen in twee aparte gebieden. De vindplaatsen ten zuiden van Brugge liggen aan de uiterste noordrand van het grote Atlantische verspreidingsgebied; die in Oost-Limburg zijn een voorbeeld van een geisoleerd deelareaal.
In Vlaanderen is rode dophei een zeldzame soort, die tot voor kort sterk achteruitging in zijn West-Vlaamse deelareaal. Door natuurgericht beheerswerk zijn echter in het laatste decennium verloren gegane groeiplaatsen teruggewonnen. De globale oppervlakte van die groeiplaatsen is nog steeds maar een fractie van hun maximale oppervlakte tijdens de periode 19391971. De achteruitgang was tijdens die eerste karteerronde zelf al duidelijk ingezet met een terugval van 42 naar 15 kilometerhokken (STIEPERAERE 1969). Ook ten opzichte van de periode voor 1939 viel er al een opvallende inkrimping van beide deelarealen vast te stellen. Indien de groeiplaats niet vernietigd wordt en er in de heide voldoende open plekken zijn, houdt deze pionierssoort het tamelijk probleemloos uit.
Rode dophei is een altijdgroene, min of meer opgericht groeiende, spichtige, 's zomers bloeiende dwergheester. In vergelijking met de grijsachtige Gewone dophei maakt Rode dophei een donkerder groene indruk. De bladeren staan in de regel in kransen van drie, die hogerop aan de twijgen vrij ver uiteen staan; daar ontspringen in de bladoksels korte zijtakjes met bundeltjes bladeren. Van onder vertoont het blad één smalle lengtegroef; aan de zijranden (eigenlijk vouwranden) is het heel kort gewimperd. De bloemen staan in smalle, onderbroken, tros- of pluimvormige bloeiwijzen. De twee steelblaadjes aan de bloemsteel staan zo dicht tegen de kelk, dat ze een bijkelk lijken te vormen. De urnvormige, diep roodpaarse bloemkroon is wat slanker dan bij Gewone dophei en heeft afstaande lobjes; de grootste wijdte ligt onder het midden.
Rode dophei behoort tot de meest kenmerkende planten van het Atlantische floragebied. Afgezien van invoering in Noord-Amerika is zij tot West-Europa beperkt. Haar areaal strekt zich uit van Zuid-Portugal en Noord-Spanje via West- en Midden-Frankrijk en de Britse eilanden tot het uiterste westen van Noorwegen, de regenrijke en vorstarme omgeving van Bergen. Oostelijk van haar gesloten verspreidingsgebied heeft zij een aantal 'voorpost-deelareaaltjes', onder meer in West-Vlaanderen en in Belgisch en Nederlands Limburg met aangrenzend Duits gebied. De vindplaatsen in Zuidoost-Nederland - enige verspreide plekken op de hoge zandgronden aan de oostkant van de Maas - lijken inmiddels op één of twee na te gronde te zijn gegaan. Verder is Rode dophei enkele malen op Texel en Terschelling aangetroffen, maar de laatste paar jaar is zij daar niet teruggevonden. Wellicht was zij op Terschelling een legeradventief, net als Bezemdophei. Stellig was dit het geval op een legerplaats aan de westrand van de Veluwe, waar Rode dophei samen met Gestreepte leeuwenbek (Linaria repens) en de Zuidwest-Europese Dwerggaspeldoorn (Ulex nanus) verscheen.
In het Limburgse en in West-Vlaanderen groeit Rode dophei op droge tot matig vochtige, voedselarme en tamelijk humusarme, grofkorrelige, al of niet leemhoudende zandgrond met grindbanken in de ondergrond. Zij staat in uiteenlopende vegetatietypen: in niet te dichte Struikheidevelden, soms samen met Gewone dophei en/of Pijpenstrootje (Molinia caerulea); in schrale grasvegetaties met Fijn schapengras (Festuca ovina subsp. tenuifolia) en Gewoon struisgras (Agrostis capillaris), vooral in bermen; en in ijle naaldhoutaanplantingen.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Rode dophei groeit in heide en heischraal grasland, op voedselarme, droge tot matig vochtige, humusarme zandgronden. Plaatselijk kan er enige leem- of grindbijmenging zijn. Heideof bermbegroeiingen met rode dophei zijn redelijk open. Als pionier doet de plant het goed op plagplekken in droge en vochtige heide.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.