Ruw vergeet-mij-nietje is een lage, eenjarige lentebloeier die meestal voor de winter kiemt en eerder in bloei komt dan andere vergeet-mij-nietjes. De plant groeit vooral op zonnige, droge, kalkrijke zandgronden en ontwikkelt zich het best op bemeste plekken. Door lichtgebrek onder struweel kan de plant een gerekte vorm krijgen. In voedselrijke omstandigheden kan ruw vergeet-mij-nietje langer bloeien, maar in voedselarme situaties rondt het zijn levenscyclus meestal voor de zomer af.
Het areaal van ruw vergeet-mij-nietje strekt zich uit van Noord- Afrika tot Zuid-Scandinavië, oostwaarts tot Midden-Europa. De Kaukasus vormt een voorpost van het areaal.
Ruw vergeet-mij-nietje is vrij algemeen in Vlaanderen. In de kustduinen is de soort zeer algemeen, in de rest van Vlaanderen vrij algemeen, in de Kempen vrij zeldzaam. Ook in Wallonië is ruw vergeet-mij-nietje een algemene en tamelijk gelijkmatig over het hele grondgebied verspreide plant.
Ruw vergeet-mij-nietje is een lage tot zeer lage, eenjarige lentebloeier, die meestal voor de winter kiemt, eerder in bloei komt dan Stijf en Veelkleurig vergeet-mij-nietje en tegen het eind van de bloei een zeer ijle indruk maakt. Bij volledige ontwikkeling neemt de bloeiwijze minstens driekwart van de hoogte van de plant in. Hoewel de schichten meestal onbebladerd zijn, komen toch vrij dikwijls exemplaren voor met één of enkele bladeren in een schicht. De bloemkroon is hoogstens drie millimeter in middellijn, met een schotelvormige zoom, die dieper hemelsblauw getint is dan bij Stijf, Veelkleurig en Akkervergeet-mij-nietje. De kroonbuis is meestal iets korter dan de kelk, maar soms steekt zij juist daarbuiten uit. De stelen van de vruchtkelken in het midden van een schicht staan af onder een hoek van meer dan 60° en zijn gekromd, zodat de vruchtkelk opzij of schuin naar onder wijst. De steel is ongeveer even lang als de kelk of korter. De as van de schicht is tussen de rijpe vruchtkelken heen en weer gebogen. De vruchtkelk is klokvormig en hoogstens anderhalf maal zo lang als breed. Tot over de helft is hij gespleten in slippen, die vaak iets uiteenwijken, maar soms juist samenneigen (vooral bij in de duinen groeiende planten). De haakvormige haren op de kelk vallen bij deze soort zeer op. Tegen de zomer is de plant veranderd in een warrig kluwen; vermoedelijk worden soms hele planten als steppenroller verspreid.
Ruw vergeet-mij-nietje komt voor in Europa met uitzondering van de noordelijkste en noordoostelijkste delen, verder in Zuidwest-Azië en het Atlasgebied. In Nederland groeit het zeer veel in de duinen; daarbuiten is het bepaald zeldzaam. Binnenslands wordt het voornamelijk aangetroffen in Zuid-Limburg, langs de grote rivieren - met name de Gelderse IJssel - en in zandstreken op de grens met rivierdalen, bijvoorbeeld langs de Utrechtse Heuvelrug. Verder staat het aan de kust van het Gooi, in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen en op een aantal ver uiteengelegen plekken elders, waar het voor een deel wel met zand of schelpgruis zal zijn aangevoerd.
Ruw vergeet-mij-nietje is een plant van zonnige, min of meer open plaatsen op droge, niet-zure, meestal kalkrijke, humusarme zandgrond. Het heeft een hoog gehalte aan verscheidene minerale voedingselementen, met name kalium, calcium, mangaan en fosfor. Een zekere bemesting stimuleert de ontwikkeling; in de duinen staan de krachtigste exemplaren op door meeuwen of konijnen bemeste plekken. Onder struweel vertoont ruw vergeet-mij-nietje als gevolg van lichtgebrek een gerekte habitus. In voedselarm milieu heeft Ruw vergeet-mij-nietje zijn levenscyclus doorgaans voor de zomer afgerond. Plekjes die onlangs voedselrijker zijn geworden, stellen het plantje in staat langer door te gaan met bloei en vruchtvorming, totdat het 's zomers door verdroging wordt 'overvallen'. Na enkele jaren delft het op bemeste grond echter het onderspit tegen overblijvende gewassen zoals Grote brandnetel (Urtica dioica). De nootjes van Ruw vergeet-mij-nietje hebben geen kiemrust en kiemen bij allerlei temperaturen, maar weinig bij constant lage temperatuur. Door regenrijk weer in de nazomer komen veel nootjes tot kieming. Bij late, strenge vorst zonder sneeuw worden veel rozetten gedood. In de lente kan dit verlies deels door nieuw gekiemde plantjes worden gecompenseerd; mogelijk speelt krabwerk door konijnen een rol, doordat onder het zand geraakte vruchten aan het oppervlak worden gebracht.
In de duinen staat Ruw vergeet-mij-nietje zowel in de open begroeiing op zuidhellingen als in mosrijke duingrasland in droge valleien, voorts veel in bermen. Als rozetplantje verdraagt het slechts geringe overstuiving. Langs de rivieren groeit het op zandduintjes en zandige dijken, veelal op steile kantjes of in andere gaten in de grasmat, bijvoorbeeld onder prikkeldraad. In de pleistocene streken komt het hier en daar voor in zandgroeven, verder soms aan schelpenpaadjes. Op hellingen in Zuid-Limburg staat Ruw vergeet-mij-nietje hier en daar op richels en andere kale plekjes op krijt, maar veelvuldiger op grind- en lössafzettingen hoger op de helling. Ook wordt het wel op spoorwegterreinen aangetroffen. Meestal wordt deze plant vergezeld door andere eenjarige lentebloeiers, onder meer Vroegeling (Erophila verna), Zandhoornbloem (Cerastium semidecandrum), Gewone veldsla (Valerianella locusta), Veldereprijs (Veronica arvensis), Lathyruswikke (Vicia lathyroides) en Kandelaartje (Saxifraga tridactylites).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Ruw vergeet-mij-nietje is een soort van pioniersvegetaties en graslanden op droge, voedselarme, basische bodems. Ze is zeer talrijk in mosduinen aan de kust en op allerlei open, droge plaatsen, zoals spoorwegterreinen, opgespoten terreinen, braakland, akkerranden op zandige bodems en muurtjes.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.