Deze karteringseenheid omvat een grote diversiteit aan lage vegetatietypen. De interne variatie wordt bepaald door verschillen in vochtgehalte, beheer, winddynamiek, zonexpositie en ontwikkelingsstadium. Het omvat door bladmossen tot en met door grassen en kruiden gedomineerde vegetaties van droge (grondwateronafhankelijke) tot vochtige duinbodems.