Witte waterkers is een Euraziatische soort die ook in Oost-Azië en Noord-Amerika geïntroduceerd raakte, waardoor een disjuncte circumpolaire verspreiding is ontstaan. In Europa is witte waterkers wijder verbreid dan slanke waterkers. De soort komt vooral in West-, Zuid-, Zuidoost- en Midden-Europa voor. In België is ze zowel in Noord- als Zuid-België even algemeen, behalve in de Ardennen waar de soort zeldzamer is (witte waterkers is een laaglandsoort).
Witte waterkers is vrij algemeen in Vlaanderen. Ze is in geheel Vlaanderen aanwezig met zwaartepunten in de Zand- en Zandleemstreek en de Leemstreek. Plaatselijk zijn er waarnemerseffecten vast te stellen in de regio’s met de grootste concentraties aan vindplaatsen (Schelde-Leie). De aanwezigheid in de Polders vraagt om bevestiging. Witte waterkers lijkt ook de Kempen te mijden. Het verspreidingspatroon uit de eerste inventarisatieperiode is onbetrouwbaar en verschilt in hoge mate van het huidige verspreidingsbeeld. De hoge presentie in de Polders en in andere regio’s (bv. tussen Brugge en Gent) tijdens de eerste karteringsperiode werd tijdens de laatste karteringsperiode niet bevestigd. Hoewel de taxonomische behandeling van het genus waterkers (Nasturtium) in onze flora's snel toeliet het onderscheid te maken tussen de beide soorten (zie boven), werd de streeplijst pas in de versie van 1972 aangepast(!). Onvermijdelijk heeft dat laattijdige onderscheid op de streeplijsten gevolgen gehad voor de kwaliteit van de streeplijstgegevens betreffende beide soorten tijdens de volledige eerste karteringsronde en vermoedelijk zelfs tijdens de tweede karteerronde.
Nasturtium omvat kale, overblijvende planten die aan of in ondiep water groeien. De bladeren zijn veerdelig. De tamelijk kleine bloemen hebben witte kroonbladen. De enigszins kromme hauwen staan op afstaande stelen. Ze hebben kleppen met een onopvallende middennerf. De zaden hebben een oranje zaadhuid met een netwerk van fijne opstaande richeltjes, die een mazenpatroon vormen.
Lange tijd werden de Europese planten van dit geslacht tot één soort gerekend, de Witte waterkers (N. officinale). Enkele tientallen jaren geleden bleek dat onder de 'echte' Witte waterkers een tweede soort schuilging, de Slanke waterkers (N. microphyllum). De naam Witte waterkers werd van soortnaam nu geslachtsnaam. In Nederland bleek de Slanke waterkers veel algemener voor te komen dan de andere soort, die de naam Echte waterkers ontving. Beide soorten zijn alleen goed van elkaar te onderscheiden aan de hand van rijpe vruchten.
In habitus komen Echte en Slanke waterkers met elkaar overeen. Als ze op drooggevallen oevers groeien, blijven ze tamelijk klein, maar in het water vormen ze lange, vlezige, holle, sterk vertakkende stengels. Die kunnen snel groeien en smalle watergangen helemaal opvullen. Ze kruipen over het slik, schieten bij de stengelknopen wortel en vormen dan omhoogstrevende zijstengels. De top van een kruipende stengel richt zich op en loopt, net als sommige zijstengels, in een bloeiwijze uit. Beide soorten groeien vooral in enigszins stromend water, waar zij beter met andere oeverplanten kunnen concurreren dan in stilstaand water. Ze groeien dikwijls samen met planten met een soortgelijke groeiwijze, zoals Beekpunge (Veronica beccabunga) en Vlotgrassoorten (Glyceria spp.). Deze planten zijn geen echte waterplanten, omdat hun bladeren voor een belangrijk deel boven water uitsteken, maar ze groeien wel het best in ondiep water.
Beide Witte waterkerssoorten zijn tamelijk vlezig, vooral in de stengel. Ze hebben een sterke radijssmaak en zijn rijk aan vitamine C. Als rauwkost worden ze vooral in Engeland hoog aangeslagen. In Nederland heeft de cultuur ervan nog geen hoge vlucht genomen, hoewel er goede mogelijkheden voor aanwezig zijn (ruime hoeveelheden voedselrijk, stromend water). Vooral de bastaard van Echte en Slanke waterkers komt voor het kweken voor consumptie in aanmerking.
Soortenparen zoals de Echte en de Slanke waterkers komen meer voor onder oeverplanten. Vergelijkbare tweetallen zijn Blauwe en Rode water-ereprijs (Veronica anagallis-aquatica en V. catenata), Stomp vlotgras en Mannagras (Glyceria plicata en G. fluitans) en Geoord en Gevleugeld helmkruid (Scrophularia auriculata en S. umbrosa).
De twee soorten Witte Waterkers worden wel eens verward met de Bittere veldkers. Behalve in de vorm van hun vruchten verschillen ze van deze soort door hun kleinere kroonbladen en gele helmknoppen; bij Bittere veldkers zijn de helmknoppen rood.
In het Engels wordt de naam 'Nasturtium' gebruikt voor de Oostindische kers (Tropaeolum majus). De bladeren van deze in het geheel niet verwante plant smaken vrijwel net zo als die van Witte waterkers, dank zij het bezit van soortgelijke zwavelhoudende verbindingen. Ook het Knollewitje (Pieris rapae) heeft dit 'ontdekt': behalve op Kruisbloemigen legt het ook eieren op Oostindische kers. Het gebruik van de benaming 'kers' onderstreept de overeenkomst in smaak (Oostindische kers is eigenlijk een kers-zonder-kers!).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1987 (deel 2).
Meer nog dan slanke waterkers komt witte waterkers voor in stromend tot sterk stromend, helder, zuurstofrijk, ‘koud’, zuiver, vaak ook minder voedselrijk water van beken en bronsituaties. Anders dan slanke waterkers, mijdt witte waterkers brak water.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.