Ruwe iep

Ulmus glabra

Iepen kan je herkennen aan de asymmetrische bladvoet en getande bladrand. Het verschil tussen de verschillende Iepensoorten is echter niet eenvoudig. Hiervoor moet je het vleugelnootje en de bladeren van kortloten goed bekijken. Het vleugelnootje van Ruwe iep is 2 tot 2,5 cm lang en heeft een korte steel van minder dan 0,5 cm. Het zaadje is ongeveer centraal gelegen en raakt de insnijding die in de vleugel is niet. De bladeren (van kortloten!) zijn 8 tot 16 cm lang en omgekeerd eirond. Ze eindigen meestal plots in een fijne punt, soms in 2 of 3 punten. Aan de bovenzijde zijn de bladeren ruw behaard aan de onderzijde zijn ze zachtharig. De bladsteel is maximum 4 mm lang. Ruwe iep heeft meestal geen wortelopslag.

Beheer

Ruwe iep is gevoelig voor de iepenziekte en vormt meestal geen wortelopslag. Aangetaste Ruwe iepen zullen daarom meestal sterven. Je kan Ruwe iepen in hakhout zetten en zorgen dat de stammen niet dikker worden dan 10 tot 15 cm. De infectie met de schimmel wordt namelijk verspreid door de iepenspintkever en deze tast enkel stammen aan die dikker zijn. Plant iepen ook niet te dicht bij elkaar want de schimmel kan via de wortels worden doorgegeven.