Het Esdoornen-Essenbos met Bosrank en Kruisbes is typisch voor droge hellingen met een kalksteensubstraat. Op ondiepe bodems waar de kalkrotsen niet veraf zijn (max. 50 cm), vindt men van nature een Kalk-Beukenbos (Carici-Fagetum). Waar de kalkrotsen dieper zitten (50 - 150 cm), komt van nature het Parelgras-Beukenbos (Melico-Fagetum) voor (Sissingh, 1976). Bij hakhout- of middelhoutbeheer met intensieve houwverzorging (uittrekken van de allesoverwoekerende Bosrank) evolueren beide Beukenbossen naar een Eiken-Haagbeukenbos op kalk (Carici-Carpinetum of Stellario-Carpinetum orchietosum). Het staken van het traditionele hakhoutbeheer heeft tot gevolg dat de bodem dikwijls geheel begroeid raakt met Klimop. Hierdoor is er te weinig erosie voor de instandhouding van het orchideeënrijke Eiken-Haagbeukenbos. Bovendien verdwijnen de concurrentiegevoelige soorten, terwijl door toenemende beschaduwing ook alle lichtminnende soorten en veel halfschaduwplanten verdwijnen. Er ontstaat dan een Klimop-facies van het Kalk- of het Parelgras-Beukenbos (Pott, 1981), waarin nog slechts weinig specifieke kalksoorten als relict voorkomen (Van der Werf, 1991). Het Esdoornen-Essenbos met Bosrank en Kruisbes zoals het nu meestal wordt aangetroffen, is dus het gevolg van het niet meer beheren van het secundaire, orchideeënrijke Eiken-Haagbeukenbos. In Voeren bijvoorbeeld is het hakhoutbeheer gestopt in de jaren ‘60. Sindsdien zijn de orchideeën er zienderogen op achteruit gegaan (mond. meded. A. Zeevaert). Slechts daar waar dieren de bodem omspitten (rond burchten van Das of Vos) of op kale plekjes langs wissels vinden de orchideeën nog kiemplaatsen. Het oorspronkelijke opgaande bos is een vrijwel gesloten Beukenbos waarin Gewone es en Spaanse aak als belangrijkste begeleiders voorkomen. Door zeer langdurig hakhoutbeheer is de Beuk sterk achteruitgegaan ten voordele van Gewone es, Gewone en Noorse esdoorn en Zomereik. In de struiklaag vinden we, naast Es en Esdoorn, vooral Hazelaar, Gewone vlier, Eenstijlige meidoorn, Rode kornoelje, Wilde en Rode kamperfoelie. Door het wegvallen van het hakhoutbeheer ontstaan er schaduwrijke situaties waardoor Klimop vaak faciesvormend is in de kruidlaag en de meeste andere soorten (orchideeën) geheel of grotendeels verdwijnen. We vinden nu nog maar enkele kalkminnende soorten (Wilde kardinaalsmuts, Bosrank, Rode kamperfoelie, Ruig klokje, Lievevrouwebedstro en Heelkruid).
In Vlaanderen komt het Esdoornen-Essenbos met Bosrank en Kruisbes voor op de Sint-Pietersberg in Riemst en op enkele plaatsen in de Voerstreek (Vandekerkhove, 1998). Met 1 opname in het vegetatiemeetnet van de bosinventarisatie (Bos & Groen, 2001) heeft dit type een aandeel van 0,1 % van het actuele Vlaamse bosareaal of een oppervlakte van ca. 100 ha.
Dit type komt voor op droge klei- en leembodems (al dan niet stenig) met een textuur- of structuur B horizont. Kenmerkend is een kalksteensubstraat. De pH is voor een bosbodem opvallend hoog en bedraagt 6,5 tot 7,5. Er is geen invloed van het grondwater en van de neerslag wordt door de snelle afstroming en infiltratie in de sterk doorlatende ondergrond relatief weinig vastgehouden (Stortelder et al., 1999). Doordat het bos op hellingen is gelegen, treedt lokaal lichte bodemerosie op (Van der Werf, 1991).
Het Esdoornen-Essenbos met Bosrank en Kruisbes wordt gekenmerkt door (half)schaduwplanten van frisse tot vochtige, (matig) stikstofrijke en zwak zuur tot zwak basische bodems. Het is het bostype met de hoogste mR-waarde in Vlaanderen, wat dus wijst op een groot aandeel kalkminnende soorten. Maar het heeft ook een zeer lage mL-waarde, wat wijst op schaduwrijke omstandigheden.
We vinden het Esdoornen-Essenbos met Bosrank en Kruisbes vooral in kleine geïsoleerde bosjes, op hellingflanken of aan bosranden. Eutrofiëring door landbouw via inwaai of afspoeling van bemeste akkers vormt hierbij een belangrijke bedreiging. Er wordt dan ook best gestreefd naar de ontwikkeling van voldoende brede bufferstroken (Van der Werf, 1991). Deze bieden tegelijk mogelijkheden voor de ontwikkeling van interessante mantel-zomen en soortenrijke graslanden. Bij regulier bosbeheer leent dit bostype zich het best voor een gemengd hooghout op basis van Eik, Es, Esdoorn en Zoete kers waar via kleinschalige kapping hout van hoge kwaliteit kan worden nagestreefd. In reservaatszones zijn verschillende beheeropties mogelijk. Bij niets doen zal de kruidvegetatie vaak spontaan enigszins verarmen: indien het bodemdek zich ongestoord kan ontwikkelen, gaat Klimop vaak domineren en vindt een spontane mineralenuitloging plaats zodat oppervlakkige ontkalking met een daling van de pH optreedt. Tevens wordt vocht vastgehouden, waardoor ook de temperaturen minder hoog oplopen, wat minder gunstig is voor warmteminnende soorten. Tegelijk biedt spontane ontwikkeling wel uitgebreide mogelijkheden voor zeldzame organismen van oude, kwijnende en dode bomen. Bij een niets doen beheer kan verwacht worden dat op (lange) termijn de Beuken zullen toenemen en dat het Esdoornen-Essenbos met Bosrank en Kruisbes uiteindelijk zal evolueren naar een (eveneens zeer waardevol) Kalk- of Parelgras-Beukenbos. Een tweede beheeroptie is een intensief beheer in functie van herstel van het orchideeënrijke successiestadium van dit bostype, met uiterst zeldzame soorten als Bruine orchis, Bleek bosvogeltje, Welriekende en Bergnachtorchis, … . Dit houdt in dat via middelhoutbeheer een vrij ijle lichtrijke boomlaag wordt nagestreefd, en dat de strooisellaag en massieven van Klimop en Bosrank worden verwijderd. Ook plaatselijke bodemverstoring, waarbij mergel uit de diepere bodem wordt opgewoeld (zoals bij de vroegere mergelwinning) is wenselijk. Belangrijk is dat de middelhoutkap steeds gepaard gaat met houwverzorging, zoniet zal de kapvlakte snel worden overwoekerd door Bosrank, Bramen en Klimop (Van der Werf, 1991; Stortelder et al., 1999, Vanoppen, 2005). Dit maakt dat deze zeer arbeidsintensieve beheervorm slechts op beperkte oppervlakte kan worden toegepast, en best wordt gereserveerd voor de meest kansrijke plekken. Elders in het reservaat kan dan geopteerd worden voor niets doen beheer.
Men kan dit type zowel in oude als in middeloude bossen vinden.
Deze aantrekkelijke bossen zijn vaak vrij druk bezocht door recreanten. Een goede sturing van deze recreatiestromen is onontbeerlijk om schade door overbetreding tegen te gaan.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.