Tijdens het broedseizoen heeft de Zwarte Stern nood aan voldoende drijvende verlandingsvegetaties met Krabbescheer of andere drijvende waterplanten. Daartoe is het belangrijk dat er maatregelen getroffen worden om de waterkwaliteit te verbeteren, wat bij gevolg het voedselaanbod zal vergroten. Noodzakelijk hierbij kan soms het aanleggen van drainagebuizen en infiltratiesystemen zijn. Er zijn al verscheidene acties opgenomen die ten voordele kunnen komen voor Roerdomp , Visdief , Woudaapje , maar ook voor Zwarte Stern. Zo wordt de natuurlijke overstromingsdynamiek van de Kleine Nete gedeeltelijk hersteld door het te hermeanderen en worden er overstromingsgebieden gerealiseerd. In Zoutleeuw te Haspengouw wordt het enige grote eutrofe meer van Vlaanderen en potentiële broedgebied, het Vinne in stand gehouden en worden er nestvlotten uitgezet met oog op succes. Ook wordt er gestreefd om de aanliggende schraallanden, graslanden en ruigtetypes in goede staat te brengen of te houden. Hierdoor wordt het voedselaanbod vergroot. Verder dienen geschikte waterplassen voldoende rustig te zijn en gevrijwaard van bebossing in de bufferzone. Aanplantingen van populieren moeten dus afgebouwd worden . Bij elke maatregel moet er rekening gehouden worden met landbouw en andere aanwezige functies. Stimuleren aanwezigheid Zwarte Stern: • Ontwikkel ruige, bloemrijke slootkanten en natuurlijke oevers met Gele lis , Grote Kattenstaart en Koninginnekruid . Daar zijn meer insecten te vinden dan langs soortenarme, kort gemaaide slootkanten. Maai slootkanten zo mogelijk eens in het jaar of eens in de twee of drie jaar. • Houd rietkragen in stand of leg ze aan. Rietkragen en moerasjes bieden een leefplek voor grote insecten, zoals libellen. Die dienen weer als voedsel voor de zwarte stern. Klik hier voor meer informatie over aanleg en beheer van een rietkraag of moerasland . • Probeer Krabbescheer, waterlelies of Gele Plomp in uw sloten terug te krijgen. Het biedt een leefplek voor libellen en anderen. Kies met name voor sloten waar de meeste kans is op de aanwezigheid van de Zwarte Stern. Vaak zijn dat sloten van minimaal 4-5 meter breed. Meer informatie over het beheer van Krabbescheer in het onderdeel ‘Krabbescheer’. • Zorg voor proper water. Probeer vervuiling van extern water door mest en bestrijdingsmiddelen te voorkomen of te beperken. Zet desnoods een waterschut of overleg met het waterschap over de aanleg van een helofytenfilter bij de inlaat. • Houd een gedeelte van de krabbescheervegetatie rond de nestvlotjes elk jaar intact. U kunt daarbij rekening houden met bijvoorbeeld jaarlijks in een deel van de sloot alleen de kant ophalen en de planten in het midden van de sloot laten staan, de sloot voor de helft te schonen en het volgende jaar de andere kant of sloten zonder belangrijke waterafvoerende functie met toestemming van het waterschap een keer om de twee jaar schonen. • Indien het gebied voldoet aan de voorafgaande eisen, kan u nestvlotten aanleggen. Zwarte Sternen nemen een nestvlot vrij gemakkelijk aan als broedplek. Doe het echter alleen als er bij u in de buurt Zwarte Sternen aanwezig zijn en als er ook voldoende voedsel aanwezig is. Kies een sloot uit met enige groei van waterplanten en leg de vlotjes uit rond 15-30 april, zodra u de eerste vogels heeft gezien. Doe het niet eerder, anders nemen meerkoeten de nestvlotjes in beslag. Leg er wat plantenmateriaal op. Haal de nestvlotjes na het seizoen weg. Arbeid en financiering: Het overleg met het waterschap zal enige tijd kosten. Lukt de afspraak, dan zal het schonen minder tijd in beslag nemen. Het uitleggen en weer weghalen van nestvlotjes kost enkele uren per jaar. Ten aanzien van de kosten geldt dat er geen landelijke regeling is voor het maken van de nestvlotjes. Dat hoeft niet veel te kosten. Informeer naar mogelijke vergoedingen bij uw adviseur. Meer info vind je hier (opent nieuw venster). Het nestvlot: • Een deel moet vrijwel op de waterlijn liggen (max. 0,5 cm boven het wateroppervlak) zodat jongen er eenvoudig op en af kunnen klimmen; • ze moeten niet te groot zijn (50x50cm) om te voorkomen dat er meer dan 1 paar per vlotje gaat broeden en er concurrentie ontstaat (conflicten, elkaars jongen wegjagen, voedsel stelen van elkaar); • ze moeten minstens 5 m uit elkaar liggen; • ze liggen bij voorkeur in beschut water; • ze liggen bij voorkeur in velden van waterplanten zoals waterlelies of Krabbenscheer; • ze liggen op rustige locaties (geen vissers, kano’s, slaapplaatsen van grauwe ganzen, …); • ze liggen op voldoende afstand van de oever (> 3 m) en op ruime afstand (> 200-300 m) van bomen of bos; • de vlotjes dienen met natuurlijk materiaal (modder, bagger,…) afgedekt te zijn en begroeid te zijn met moerasplanten; • ze liggen op plekken waar (nachtelijk) foeragerende ganzen niet voor problemen zorgen. Voor meer info, klik hier (opent nieuw venster)
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.