De Grote waterweegbree is een middelhoge, grasgroene plant met variërende bladvormen. In ondiep water en op drooggevallen plekken heeft zij rechtopstaande, lang gesteelde, eironde bladeren met een spitse top en een hartvormige voet, die versmalt in de smal gevleugelde steel. In iets dieper en zwak stromend water blijven de bladeren klein en drijven op het water. In nog dieper water worden ondergedoken bladeren gevormd met een langwerpige tot lijnlancetvormige bladschijf, die geleidelijk overgaat in de lange steel. Deze soort is een typische oeverpionier.
Grote waterweegbree kent een circumpolaire wereldverspreiding. De soort is overal in Europa wijdverspreid. Ze is in geheel België aanwezig, maar vooral in Laag-België. In Wal-lonië komt ze vooral voor in de riviervalleien.
Het is een zeer algemene soort in nagenoeg geheel Vlaanderen, maar ze is minder algemeen in de Leemstreek en op het plateau van de Hoge Kempen.
De Grote waterweegbree is een meestal middelhoge tot hoge, grasgroene plant, die bladeren van uiteenlopende vorm kan voortbrengen. In ondiep water en op drooggevallen plekken vormt zij rechtopstaande, lang gesteelde, eironde tot langwerpig-eironde, spitse bladeren, die vanuit een afgeknotte tot zwak hartvormige voet in de smal gevleugelde steel versmald zijn. In iets dieper en/of zwak stromend water hebben de bladeren een soortgelijke vorm, maar de bladschijf blijft klein en drijft op het water. In nog dieper water worden ondergedoken bladeren gevormd met een langwerpige tot lijnlancetvormige bladschijf, waarvan de voet geleidelijk overgaat in de lange steel. Dikwijls zijn de rozetten opvallend regelmatig en min of meer stervormig; jonge rozetten hebben vaak een biesachtig voorkomen.
De bloei begint gewoonlijk na de langste dag. De bloemen zijn 's middags open. De vaak zeer omvangrijke pluim is meer hoog dan breed en heeft ook na de bloei schuin omhoog gerichte takken. De stijl is recht; de stempel wordt gemarkeerd door uiterst fijne, alleen met een loep zichtbare haartjes. De vruchtjes vertonen aan de rugzijde één groef. In het centrum van de vruchtdragende bloem bevindt zich een holte, doordat de vruchtjes hier niet geheel aaneensluiten. Grote waterweegbree is inheems in de gematigde zone van het hele noordelijk halfrond en is op tal van plaatsen in de warmere streken en op het zuidelijk halfrond ingevoerd (wellicht ook deels door de watervogels verspreid), zodat zij tegenwoordig als kosmopoliet kan gelden. In bijna heel Nederland komt zij vrij algemeen voor.
Grote waterweegbree is - evenals Gewone waterbies (Eleocharis palustris subsp. palustris) en Watertorkruid (Oenanthe aquatica) - een oeverpionier, die in zeer uiteenlopende vegetatietypen optreedt. De voornaamste eis die zij aan haar standplaats lijkt te stellen, is de aanwezigheid van natte, open grond waarin zuurstof kan doordringen. Zij groeit vooral op plaatsen die 's zomers lange tijd droogliggen maar wel nat blijven, ofwel zeer ondiep onder water staan, op zeer uiteenlopende bodemsoorten. Zij is dus een plant van slootkanten, beekoevers en vennen en niet bijvoorbeeld van petgaten (waar het water altijd hoog staat), al staat zij in poldergebieden toch ook dikwijls in sloten met een vrij constant en vrij hoog waterpeil. Verder kan zij ook op een substraat groeien dat met het water mee op en neer gaat, met name op drijftillen. Op oppervlakkig licht uitdrogende plekken kan Grote waterweegbree zich handhaven, maar hier bereikt zij slechts geringe afmetingen. De wateren waarlangs Grote waterweegbree optreedt, zijn matig voedselarm tot voedselrijk, zoet tot heel zwak brak, niet sterk zuur, stilstaand tot vrij sterk stromend. Als pionier treedt de plant nogal eens op in gezelschap van eenjarigen, met name Veerdelig tandzaad (Bidens tripartita), bijvoorbeeld op de drooggevallen bodem van greppels, vennen en afgravingen, op beekstrandjes, op baggerstortterreinen en aan overigens weinig begroeide kanaaloevers. In voedselarme omgeving, bijvoorbeeld in vennen en hoogveenputten, vormt haar optreden een aanwijzing voor het binnendringen van voedselrijker, carbonaathoudend water. Op zichzelf is zij stellig niet als indicator van watervervuiling te beschouwen, maar zij kan wel aan tamelijk verontreinigd water groeien en treedt daar dan dikwijls talrijker op dan in schonere omgeving. In contactzones tussen voedselarm en voedselrijk milieu zijn vaak de meest forse exemplaren te vinden. Terwijl Grote waterweegbree in allerlei typen oevervegetaties op open plekjes kan pionieren, is zij maar weinig in meer gesloten begroeiingen aan te treffen, al verdwijnt zij niet terstond als een begroeiing zich sluit. Wel verdraagt zij vrij veel schaduw, een verschil met andere inheemse soorten uit de Waterweegbreefamilie en verwante families. Zo staat zij dikwijls in grienden en op de droogvallende bodem van oude stroomgeulen in beek- of rivierbegeleidend bos. In de grienden van het zoetwatergetijdengebied is zij kenmerkend voor de lager gelegen zones met een bodem waarin bij laag water de lucht slechts in geringe mate kan doordringen; hier treedt zij samen met onder meer Groot moerasscherm (Apium nodiflorum), Moerassterrenkroos (Callitriche stagnalis) en Nopjeswier (Vaucheria spp.) op. Verder staat zij in vegetaties van Mattenbies (Scirpus lacustris subsp. lacustris) in kommen tussen de oeverwallen, daar waar de bodem niet zeer week is; ook op kale plekken langs stroomgeulen en tussen het Riet (Phragmites australis), voor zover daartussen ruimte is voor andere planten. Van de plantensoorten die in uiteenlopende milieus samen met Grote waterweegbree voorkomen, zijn nog Grote kattenstaart (Lythrum salicaria), Grote watereppe (Sium latifolium), Grote egelskop (Sparg,mium erectum) en Beekpunge (Veronica beccabunga) te noemen.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Grote waterweegbree is de minst veeleisende van de inheemse waterweegbreesoorten. De soort gedijt zowel in voedselrijke als in voedselarme omstandigheden en groeit in zeer uiteenlopende, soms tijdelijk droogvallende kleinere en grotere wateren. Soms vind je ze in wat dieper water en heeft dan aanvankelijk doorschijnende, bijna grasachtige, ondergedoken bladen en/of langgesteelde drijvende bladeren. Die vormen kunnen in vegetatieve toestand op drijvende waterweegbree lijken. Grote waterweegbree groeit in uitdrogende sloten en oeverzones, meestal met geïsoleerde individuen, maar soms massaal en vegetatievormend. Kieming van de zaden gebeurt vooral onder emerse omstandigheden.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.