Hondskruid is een orchissoort met lijnlancetvormige, talrijke bladeren en een veelbloemige eivormige aar. Deze laatste draagt paarsrode tot iets lichter gekleurde bloemen die dag- en nachtvlinders aantrekken. Hondskruid komt voor in het Middellandse-Zeegebied en West-Europa op kalkrijke basische bodems van zonnige gebieden.
Het areaal van hondskruid omvat West-Europa en het Middel- landse-Zeegebied. België ligt aan de noordgrens van het verspreidingsgebied. Vooral in Wallonië, voornamelijk in de Famenne en de Gaume, komen aanzienlijke populaties voor. Ook in Nederlands Zuid-Limburg en in de Nederlandse en Franse duinen komt de soort plaatselijk abundant voor. De afzonderlijke populaties liggen echter dikwijls vrij ver uit elkaar.
In Vlaanderen komt hondskruid zeer verspreid voor en dikwijls gaat het slechts om enkele exemplaren. Alle oudere waarnemingen, ondersteund door herbariummateriaal en gedaan tussen 1850 en 1900, situeren zich in de kustzone. Vooral in de omgeving van Blankenberge en Heist werd hondskruid meermaals verzameld. Zeer opvallend is dat in de periode 1939-1971 de soort uit Vlaanderen verdwenen leek te zijn. Een verklaring hiervoor is er niet. Vooral de laatste jaren duiken herhaaldelijk nieuwe waarnemingen uit Vlaanderen op, maar de soort blijft er zeer zeldzaam. De recente opvallende toename van het aantal waarnemingen is te danken aan menselijke ingrepen (opspuiten van terreinen, gewijzigd graslandbeheer enz.) waardoor opnieuw een aantal geschikte biotopen ontstonden. Op vele vindplaatsen gaat het vaak slechts om tijdelijke populaties die in vele gevallen al weer verdwenen zijn. Aan de kust, waar de soort in meer natuurlijke milieus en met stabiele populaties voorkwam, is van een heropleving geen sprake.
Hondskruid is een lage, soms middelhoge, omstreeks het begin van de zomer bloeiende plant, die in vegetatieve kenmerken min of meer met Orchis overeenkomt. De bladeren zijn echter lijnlancetvormig en vaak vrij talrijk; de onderste komen al in de herfst boven de grond en verdorren voor of tijdens de bloei. De veelbloemige aar is kort en gedrongen, bij het begin van de bloei ongeveer even breed als hoog en kegelvormig, later meer eivormig. De bloemen zijn paarsrood tot rozerood, soms lichter, bij uitzondering wit; ze geuren voornamelijk 's nachts. Sepalen en petalen zijn langwerpig. De omhoogwijzende sepaal en de petalen vormen een helm. De twee zijdelingse sepalen staan wijd uitgespreid. De lip is meer breed dan lang, aan de basis met twee evenwijdige opstaande richels en een lange spoor. De top van de lip is gespleten in drie spatelvormige, bijna recht afgesneden slippen, waarvan de zijdelingse iets breder zijn dan de middelste. De stuifmeelklompjes hebben een gemeenschappelijk, bandvormig hechtschijfje, omhuld door een beursje. Als bestuivers kunnen allerlei dag- en nachtvlinders optreden. Zij krijgen het hechtschijfje met de twee stuifmeelklompjes als een pleister dwars op hun snuit geplakt.
Hondskruid komt voor in het Middellandse-Zeegebied en verder noordwaarts in Europa tot Ierland, Schotland en het Oostzeegebied. In Nederland ligt het zwaartepunt van zijn voorkomen in de duinen, vanwaar het al omstreeks 1600 aan Carolus Clusius bekend was. Vroeger is het aangetroffen in verspreide delen van de duinstreek van het Deltagebied tot op Texel, maar sinds tientallen jaren heeft het nog maar twee bestendige groeiplaatsen van enige omvang. Na 1980 is het op nogal wat verspreide plekken in Holland en Zeeland waargenomen, in de meeste gevallen in een of enkele exemplaren die niet lang standhielden. Zijn uitbreiding doet denken aan die van Bijenorchis. In Zuid-Limburg is het vanouds een grote zeldzaamheid, maar de laatste jaren zijn ook hier nieuwe vindplaatsen met een of twee exemplaren ontdekt; vlak over de Belgische grens komt het sinds kort in groter aantal voor.
Hondskruid groeit op zonnige tot licht beschaduwde, matig droge plaatsen op lichte, kalkrijke, humushoudende, basische grond. In de vastelandsduinen is het kenmerkend voor het zeedorpenlandschap. De groeiplaatsen kennen een lange geschiedenis van menselijke beïnvloeding. Met name beweiding heeft bijgedragen tot het ontstaan van een type duingrasland waarvan de humusvorm en de flora opvallende overeenkomsten met kalkgrasland vertonen. In de omgeving van zeedorpen staat Hondskruid vooral op noordhellingen, maar ook wel in vrij vlak terrein. De aantallen bloeiende exemplaren op een groeiplaats kunnen van jaar tot jaar uitzonderlijk sterk wisselen. Zijn meest frequente begeleiders zijn Veldbeemdgras (Poa pratensis), Zachte haver (Avenula pubescens), Smal fakkelgras (Koeleria macrantha), Zachte dravik (Bromus hordeaceus subsp. hordeaceus), Dauwbraam (Rubus caesius), Smalle weegbree (Plantago lanceolata), Nachtsilene (Silene nutans), Echt bitterkruid (Picris hieracioides), Grote ratelaar (Rhinanthus angustifolius), Grote tijm (Thymus pulegioides), Gewone vleugeltjesbloem (Polygala vulgaris), Gewone rolklaver (Lotus corniculatus subsp. corniculatus), Gewone hoornbloem (Cerastium fontanum subsp. vulgare) en Klauwtjesmos (Hypnum cupressiforme), terwijl van de zeldzame begeleiders met name Bitterkruidbremraap (Orobanche picridis) genoemd moet worden. De verdwijning van Hondskruid uit de duinen van Zuid-Kennemerland en Voorne, waar zij ooit vrij veel voorkwam, lijkt in verband te staan met het staken van de beweiding van deze duingebieden. In de eerste helft van de 20ste eeuw kwam het op Voorne nog op verscheidene plaatsen voor, onder meer tussen Duindoorn (Hippophae rhamnoides) en op lichte plekken in duinbos, maar wellicht trad het hier slechts als grasland-relict op. Een van de laatste vondsten op Voorne werd gedaan op uitgegraven schelprijk zand langs een greppel.
Even opmerkelijk als zijn achteruitgang in de duinen is het recente verschijnen van Hondskruid in bermen en op opgespoten zandvlakten in het westen van het land. Het groeit hier zowel op droge als op vrij vochtige zandgrond, op grazige plekken en soms tussen struweel. Met duingrasland hebben de desbetreffende groeiplaatsen weinig soorten gemeen, voornamelijk Veldbeemdgras, Smalle weegbree, Rood zwenkgras (Festuca rubra subsp. commutata), Groot laddermos (Pseudoscleropodium purum) en soms soorten als Scherpe fijnstraal (Erigeron acris), Peen (Daucus carota), of Duindoorn. Andere begeleiders zijn Gewone kropaar (Dactylis glomerata) en kortlevende Vlinderbloemigen zoals Hopklaver (Medicago lupulina). De schaarste aan groeiplaatsen op de Zuid-Limburgse krijthellingen is -- ook al weer -- moeilijk te verklaren. In Duitsland zijn in het Teutoburgerwoud bijna alle groeiplaatsen verdwenen doordat Hondskruid groeit op kalk die bij uitstek geschikt is voor mergelwinning: als indicator hiervan delft het zijn eigen graf!
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Hondskruid houdt van volle zon en een open vegetatie, en verkiest daarbij kalkrijke, droge plaatsen. Hoewel een typische soort voor kalkgraslanden, kan ze ook in kalkrijke duingraslanden, op opgespoten terreinen en in wegbermen voorkomen. Soms groeit ze ook in iets minder kalkrijke biotopen, maar in die gevallen staat ze iets vochtiger, waarbij ze beïnvloed wordt door mineraalrijk grondwater. Hondskruid is een typische pionier, die even plots kan verdwijnen als de soort verschenen is.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.