Grote tijm is een lage zomerbloeier met vierkantige, behaarde stengels en cilindervormige bloeiwijzen. Hij groeit op zowel kalkrijke als kalkarme zandgronden, vaak in lage vegetaties op reliëfrijk terrein. De plant wordt bedreigd door bemesting maar gedijt goed op zonnige, schrale plekken. Begeleiders zijn onder meer Muizenoor, Geel walstro en Kleine bevernel.
Grote tijm is een strikt Europese soort. Het areaal strekt zich uit van Zuid-Europa (inclusief het Middellandse-Zeegebied) tot het zuiden van Noorwegen, Zweden en Finland. Naar het oosten toe groeit de soort tot in Wit-Rusland, het westen van Oekraïne en Roemenië. In Wallonië is grote tijm veel algemener dan in Vlaanderen. De soort ontbreekt er nagenoeg alleen in de Hoge Ardennen.
In Vlaanderen is grote tijm vrij algemeen in de kustduinen. Ook langs de Grensmaas is grote tijm niet echt zeldzaam, in de rest van Vlaanderen is ze dat wel. Grote tijm is sterk achteruitgegaan ten opzichte van de eerste kartering, vooral in de Leemstreek. Alleen in de kustduinen en langs de Grensmaas houdt de soort redelijk stand. Nochtans is ook in die regio's het aanbod aan geschikte milieus sterk gedaald.
Grote tijm is een lage tot zeer lage zomerbloeier met meestal opstijgende stengels, zonder ver kruipende uitlopers. De stengels zijn door ribben duidelijk vierkantig, en de beharing is geheel of grotendeels tot deze ribben beperkt. De bladeren zijn gewoonlijk onbehaard en ovaal tot eirond; de nerven springen van de onderzijde weinig uit. De bloeiwijze is gewoonlijk langgerekter, meer cilindervormig dan bij de andere twee soorten. De tanden van de bovenlip van de kelk zijn ongeveer even lang als breed.
Grote tijm is een voornamelijk Midden-Europese plant, waarvan het areaal zich van Noord-Portugal en de Balkan tot Midden-Engeland en Midden-Scandinavië uitstrekt. In Nederland komt hij nog vrij veel voor in de duinen van Goeree tot Bergen. Tot voor kort was hij in Zuid-Limburg en nabij de rivieren eveneens vrij algemeen (ook langs sommige kleine rivieren, zoals Dinkel en Overijsselse Vecht), maar hier is hij sterk achteruitgegaan. Verder komt hij hier en daar in de pleistocene zandstreken en op aangevoerd zand voor. Hoewel op de Veluwe en in Drenthe meer Wilde dan Grote tijm is aan te treffen, ontbreekt laatstgenoemde in deze gebieden niet geheel. In vergelijking met Wilde tijm is Grote tijm minder kieskeurig. Hij groeit zowel op kalkrijk als op kalkarm zand en ook op nauwelijks verweerd krijt. In de regel staat hij in reliëfrijk terrein, in lage vegetaties met een gevarieerde structuur en een rijkdom aan bloemen en geuren. Beweiding begunstigt zijn voorkomen, maar in bemeste omgeving handhaaft hij zich hoogstens op ijl begroeide, steile randjes. In krijthellinggraslanden verliest hij steeds meer terrein door het hoger en dichter worden van de grasmat, wat voor een belangrijk deel aan het staken van begrazing door schapen is te wijten. Langs de rivieren staat hij op allerlei zandige plekken, zowel in het winterbed en op de dijken als in overgangen naar de pleistocene zandstreken, maar bijna overal wordt hij sterk bedreigd door bemesting. Het meest nog staat hij op rivierduintjes en in de open begroeiing vlak onder de bovenrand van steile dijktaluds; verder in bermen, op begraafplaatsen en in graslanden waar mollen of mierenstaten een afwisselend reliëf in stand houden (bijvoorbeeld in 'koelanden' langs de Vecht). In de duinen groeit de plant optimaal in door konijnen kort afgegraasde vlakjes van Fijn schapengras (Festuca ovina subsp. tenuifolia) in droge valleien. Begeleiders van Grote tijm zijn onder meer Muizenoor (Hieracium pilosella), Geel walstro (Galium verum), Kleine bevernel (Pimpinella saxifraga), Voorjaarszegge (Carex caryophyllea) en Voorjaarsganzerik (Potentilla verna); op duinzand en krijt ook Geelhartje (Linum catharticum) en Gewone vleugeltjesbloem (Polygala vulgaris); op rivierduinen en dijkkantjes Akkerhoornbloem (Cerastium arvense) en Vetkruiden (Sedum spp.); op kalkarm zand Grasklokje (Campanula rotundifolia), Vogelpootje (Ornithopus perpusillus) en Steenanjer (Dianthus deltoides).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Grote tijm is een soort van schrale, droge of iets vochtige graslanden op overwegend kalkrijke bodems. In de kustduinen groeit grote tijm in soortenrijke graslanden samen met vaak veel zeldzamere soorten zoals kalkbedstro, voorjaarsganzerik en geel zonneroosje.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.