Langstengelig fonteinkruid is een forse plant met vertakte stengels. De bovenste stengelbladen zijn witachtig, kort en zigzagsgewijs gebogen. Alle bladeren zijn ondergedoken, groot, helder groen, lancetvormig en hebben een sierlijk golvende rand. De slanke arenstelen zijn tot twee decimeter lang. In het najaar verschijnen nieuwe zijstengels. De wortelstok overwintert zonder winterknoppen. Rossig fonteinkruid lijkt sterk op Langstengelig fonteinkruid, maar is te onderscheiden aan de bladvoet.
Deze soort heeft een circumpolaire verspreiding in Eurazië en Noord-Amerika. In Europa is ze vooral in Noord-, Midden- en Oost-Europa aanwezig. In België is ze alleen in Vlaanderen waargenomen. Vlaanderen ligt marginaal in het Europese areaal.
Momenteel is langstengelig fonteinkruid in Vlaanderen verdwenen. In de periode 1939-1971 (VAN ROMPAEY & DELVOSALLE 1972) werd de soort alleen nog waargenomen in 1939 en 1958, op twee verschillende groeiplaatsen. De incidentele historische waarnemingen (herbarium) zijn veel talrijker en liggen geconcentreerd in twee kernen: de Midden-Vlaamse overgangsgebieden tussen Zenne en Dijle en de Demervallei tussen Aarschot en Diest. Ook elders in Europa is langstengelig fonteinkruid sterk achteruitgegaan als een gevolg van de verontreiniging van het oppervlaktewater.
Langstengelig fonteinkruid is een uitgesproken forse plant met een 'voornaam' uiterlijk. Het vormt gewoonlijk geheel verticaal staande, meestal vertakte stengels, die enkele meters lang kunnen worden. De bovenste stengelbladen zijn witachtig, kort, enigszins afgeplat en zigzagsgewijs heen en weer gebogen. Alle bladeren zijn ondergedoken en ook de bovenste blijven doorgaans op enige afstand van de waterspiegel. Ze zijn groot, helder groen tot iets bronsgroen en lancetvormig met de grootste breedte in de onderste helft. Ze hebben een afgeronde, halfstengelomvattende voet, een sierlijk golvende, geheel gave rand en een afgeronde, kapvormige top. In het water bewegen ze soepel met de waterbeweging mee. De tuitjes blijven lang aanwezig, een verschil met Doorgroeid fonteinkruid. De bloei begint pas na de langste dag, maar blijft ook vaak achterwege. De aren hebben relatief slanke, niet of nauwelijks knotsvormige, tot meer dan twee decimeter lange stelen. In het najaar brengt de plant dikwijls nog nieuwe bebladerde zijstengels voort. De wortelstok overwintert en vormt geen winterknoppen. Ondergedoken exemplaren van Rossig fonteinkruid kunnen vrij sterk aan Langstengelig fonteinkruid doen denken, maar aan de bladvoet zijn beide soorten goed van elkaar te onderscheiden. Met andere Fonteinkruiden is de soort nauwelijks te verwarren.
Langstengelig fonteinkruid komt voor in koel-gematigde en koudere streken van het noordelijk halfrond. In Nederland is het zeer zeldzaam. Dertig jaar lang was het alleen met zekerheid bekend uit het noordoosten van het land: het grensgebied van Groningen en Drenthe, de omgeving van Eernewoude in Midden-Friesland, en Noordwest-Overijssel. Zeer recent is echter in het kustgebied van de Veluwe een rijke groeiplaats ver van alle bekende plekken ontdekt. In de vorige eeuw was het vrij algemeen in de omgeving van de stad Utrecht, maar hiervan lijkt weinig of niets overgebleven. Verder zijn oude vondsten bekend aan de duinrand bij Leiden en Haarlem en nabij Nijmegen, Wageningen en Breda.
Het vinden van deze, nogal in het verborgene levende waterplant is een bijzondere belevenis. Gezien zijn zeldzaamheid moet Langstengelig fonteinkruid wel een kieskeurig gewas zijn, maar wat nu precies zijn eisen zijn, is niet goed duidelijk. In elk geval is het een plant van diep, zoet water, die zelden bij waterdiepten van minder dan een halve meter optreedt. Het is een bewoner van laagveenplassen, grachten, onbevaren vaarten en brede sloten; ook is het in riviertjes gevonden. Zijn verspreidingspatroon doet een binding aan kwelgebieden vermoeden: de meeste recente en vroegere groeiplaatsen liggen in veengebieden grenzend aan hoger gelegen zandgronden, van waaruit koel bodemwater toestroomt. Dit is vermoedelijk vooral van betekenis voor de overwintering van de plant, die geen winterknoppen vormt. Hoewel de ondergedoken groeiwijze een grote gevoeligheid voor waterverontreiniging doet veronderstellen, is gebleken dat Langstengelig fonteinkruid tijdelijke vertroebeling van het water goed kan doorstaan. De begeleidende soorten - andere grote, ondergedoken Fonteinkruiden, Gele plomp (Nuphar lutea), Grof hoornblad (Ceratophyllum demersum), Kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae) - wijzen op (matig) carbonaat- en voedselrijk water. De verdwijning van de plant in de westelijke helft van het land is wellicht deels aan verzilting toe te schrijven, deels aan het wegvallen van kwel door ontwatering van naburige hogere gronden. Maar misschien wacht de plant nog hier of daar op een waarnemer die de diepte zoekt, of alleen maar de moeite neemt te kijken op plaatsen waar een ander niet aan denkt. De allervreemdste eigenschap van Langstengelig fonteinkruid is wel dat het zowel vroeger als nu in meer dan één geval de bebouwde kom als zijn woonplaats kiest! Hoe dit oecologisch verklaard moet worden, is nog een raadsel.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Langstengelig fonteinkruid houdt van dieper, koud, helder, stilstaand tot langzaam stromend, matig voedselarm, kalkrijk, niet verontreinigd water, op diverse bodemtypes (zand, veen, overgangsgronden tussen beide). Langstengelig fonteinkruid komt voor in ‘grotere’ wateren: rivieren, kanalen, walgrachten, meren en grotere plassen, maar ook turfputten.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.