Moeraskruiskruid is een hoge, grijsachtige plant met een kruipende, meerkoppige wortelstok waaruit rechtopstaande, kantige, holle bloeistengels ontstaan. De lijnlancetvormige, van onder meestal witviltige bladeren staan vooral in het midden van de stengel dicht opeen. De nootjes dragen een geelwitte pappus. Deze soort is vrij algemeen langs rivieren en grote beken.
Moeraskruiskruid is een continentale soort waarvan het areaal zich uitstrekt van Midden-Europa tot het Oeralgebergte. Zowel in Zuid- als in Noord-Europa is ze zeer zeldzaam of ontbreekt ze. In West-Europa is ze zeldzaam. In Wallonië is moeraskruiskruid voornamelijk bekend van de Maasvallei, maar na 1980 is de soort nog slechts in vier uurhokken waargenomen. De soort is er zeer bedreigd en bijna verdwenen (SAINTENOY-SIMON 1999).
Moeraskruiskruid is zeer zeldzaam en gaat sterk achteruit in Vlaanderen. Ontwatering van laagveenmoerassen en biotoopvernietiging (onder andere door populierenaanplantingen) zijn de oorzaak van de achteruitgang. Moeraskruiskruid groeit voornamelijk nog in de Scheldevallei en in de Moervaartvallei. Verder zijn er nog een groeiplaats in de Dendervallei, twee groeiplaatsen langs de Grensmaas en twee groeiplaatsen in de Kempen.
Moeraskruiskruid is een hoge tot zeer hoge, grijsachtig groene, overblijvende plant met een vrij korte bloei, die hoofdzakelijk in de eerste helft van de zomer valt. Aan een kruipende, meerkoppige wortelstok ontspringen stijf rechtopstaande, kantige, holle bloeistengels, die alleen in de bloeiwijze vertakt zijn. De lijnlancetvormige, lang toegespitste, aan de rand gezaagde en iets omgerolde, van onder meestal witviltige, zittende en iets stengelomvattende bladeren staan vooral in het midden van de stengel dicht opeen. Ze zijn opvallend omhooggericht, wat de hoge plant een opmerkelijk smalle habitus geeft. Aan de stengelbasis bevinden zich geen gewone bladeren, vaak wel enige kleine, schubvormige bladeren, maar tijdens de bloei zijn deze dikwijls al verwelkt. De bloemhoofdjes bevatten meestal ongeveer dertien, soms veel meer straalbloemen. De nootjes zijn onbehaard en dragen een geelwitte tot licht strokleurige pappus.
Moeraskruiskruid komt voor in Midden- en Oost-Europa en West-Siberië; de noordwestelijke areaalgrens loopt door Oost-Engeland, Nederland en Zuid-Zweden. In Nederland is het vrij algemeen langs de grote rivieren, maar langs de Maas in Limburg is het zeldzaam; waar de Maas de landsgrens vormt, komt de plant vermoedelijk alleen nog aan de Belgische kant voor. Verder komt het langs een aantal kleine rivieren en grote beken voor, met name in Noord-Brabant, de Achterhoek, West-Twente en het zuidelijke deel van de Gelderse Vallei. Vanuit rivier- en beekdalen heeft het zich plaatselijk uitgebreid langs kanalen, bijvoorbeeld het Twentekanaal, en in het IJsselmeergebied. De plant ontbreekt vrijwel in het noordoosten en in het kustgebied, maar dringt langs de riviermondingen tot Voorne door. Hoewel de namen Moeraskruiskruid en Waterkruiskruid anders suggereren, heeft Moeraskruiskruid van beide soorten de natste standplaats. Zijn naam is echter in zoverre juist, dat het bij uitstek een moerasplant is - een uitzondering onder de Nederlandse Composieten. Moeraskruiskruid staat langdurig of althans veelvuldig met zijn voeten in het water en verdraagt het beter dan de meeste andere planten om plotseling een tijdlang grotendeels onder water te komen. In dit opzicht is het te vergelijken met de Grote kattenstaart (Lythrum salicaria), waarmee het vaak samen voorkomt. Moeraskruiskruid is een plant van voedselrijke, weinig of niet zure, humeuze tot venige en tevens slibrijke bodem. In Nederland staat het voornamelijk op een ondergrond van rivierklei of lemig zand, meer in oever- dan in verlandingsvegetaties. Vaak wordt het genoemd als een kenmerkende soort van begroeiingen die door grote Zeggen, en met name door Stijve zegge (Carex elata) worden beheerst. Dat mag voor Midden-Europa juist zijn, voor ons land gaat het niet op. Hier staat het weliswaar soms in Zeggemoerassen, maar veel vaker tussen Riet (Phragmites australis) of Rietgras (Phalaris arundinacea) en ook wel tussen Heen (Scirpus maritimus). Het meest is Moeraskruiskruid aan te treffen in uiterwaarden, vooral op plekken die niet te dicht bij de rivier liggen: langs oude rivierlopen, kolken en kleiputten, samen met Rietgras, Poelruit (Thalictrum flavum), Echte valeriaan (Valeriana officinalis) en Scherpe zegge (Carex acuta). Wordt op zulke plekken de begroeiing niet gemaaid, dan ontwikkelt zich op den duur meestal Wilgenbos. Daarin kan Moeraskruiskruid op lichte plekken wel standhouden, maar het krijgt meer kansen als zulk bos als griend periodiek wordt gekapt. Van hoog oplopende waterstanden in de zomer, zoals die in het Rijngebied door menselijke ontregeling tegenwoordig herhaaldelijk voorkomen, heeft Moeraskruiskruid minder te lijden dan veel andere oeverplanten. Vlak aan de rivier is het soms aan te treffen in de begroeiing die de kribben omzoomt. Op kale, door de stroom afgeschuurde oevers kan het echter niet groeien; daardoor is het langs de Maas in Limburg en langs enkele kleine rivieren in de Achterhoek na kanalisatie sterk achteruitgegaan. Wel krijgt het goede kansen in de rietzoom langs sommige kanalen.
In het zoetwatergetijdengebied staat Moeraskruiskruid meer op de vaste bodem van de oeverwallen dan in de slikkige kommen die achter de oeverwallen liggen. Het daalt tot meer dan een halve meter onder de gemiddelde hoogwaterlijn af. Optimaal groeit het in de zone omstreeks een halve meter beneden deze lijn, samen met Grote kattenstaart, Rietgras en Heen. 's Zomers valt de fraaie combinatie van de complementaire kleuren geel en paars van de kruiskruid- en kattenstaartbloemen al van ver op. Hoger in de zonering treedt de plant op de achtergrond.
Moeraskruiskruid is verder aan te treffen in beekdalmoerasjes, in de drassigste delen van weinig of niet bemeste hooilanden, in spoorsloten en een enkele maal langs vennen waar voedselrijk water binnendringt. Op dergelijke plaatsen maakt het soms deel uit van verlandingsvegetaties. Hier kan het ook tussen de horsten van de bovengenoemde Stijve zegge groeien. Dikwijls staan de stengels van Moeraskruiskruid als eenzame reuzen te midden van een lager blijvende moerasvegetatie. In het IJsselmeergebied heeft de plant zich tot dusver in hoofdzaak op buitendijkse terreinen gevestigd.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Moeraskruiskruid groeit in ruigtes in verlandingszones (trilvenen) en laagveenmoerassen. De soort staat op zeer natte, matig voedselarme tot voedselrijke groeiplaatsen in grote zeggenvegetaties en moerasspirearuigten met onder meer pluimzegge en poelruit, en soms met andere zeldzame soorten zoals grote boterbloem en moeraswederik. Moeraskruiskruid kan nog lang standhouden indien de vegetatie tot moerasbos dichtgroeit. Op een aantal vindplaatsen groeit de soort in de ondergroei van populierenaanplantingen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.