Klimaatadaptief Natuurbeheer, Het boslandschap

Deze studie gaat na wat een beheerder in bossen kan doen om de effecten van klimaatverandering beter op te vangen.

Fluorescentie

Bepaalde soorten kunnen licht van een bepaalde kleur uitstralen als ze daartoe gestimuleerd worden door bestraling met blauw of ultraviolet (UV-)licht. Dit proces noemen we fluorescentie. Onder UV-licht fluoresceren vele soorten ongewervelden, anemonen (en vele andere neteldieren), vissen, paddenstoelen (waaronder russula's, mycena's en zwavelkoppen),  in allerlei kleuren en patronen die we onder 'gewoon licht' niet kunnen zien.
Alvast bij zeedieren is het een manier om andere kleuren te tonen in een omgeving waar enkel nog blauw licht voorkomt.

Bioluminescentie

Sommige soorten produceren licht als resultaat van biochemische processen waarbij enzymen (luciferases) betrokken zijn. Dit verschijnsel noemen we bioluminescentie. Dit fenomeen komt ondermeer voor bij paddenstoelen, vuurvliegjes en glimwormen, diepzeevissen en algen zoals zeevonk.

Wortelonkruiden in de tuin

Onkruiden zijn planten die we op een bepaalde plaats in de tuin niet wensen. Zo kan eenzelfde plant op de ene plek een onkruid zijn en op de andere plek een mooie bloem. Paardenbloemen en gewoon biggenkruid bijvoorbeeld zijn planten die we meestal niet in de bloemenborder wensen maar in de bloemenweide horen ze zeker thuis.  

Wortelonkruiden zijn meerjarige planten die een stevige wortel maken. Sommige soorten hebben een penwortel, dit is een wortel die zoals bij de eetbare wortel vrij dik is en verticaal naar beneden groeit. Het verwijderen van deze wortel is bij volgroeide planten meestal niet zo eenvoudig. Vaak blijft nog een deeltje zitten en groeit de plant opnieuw uit.  

 

Hoe wortelonkruiden ecologisch bestrijden? 

  • Voorkom dat wortelonkruiden gemakkelijk in de tuin komen door zo weinig mogelijk kale grond te hebben. 

  • Beperk de oppervlakte van verharding zodat je deze manueel (krabben, vegen, uittrekken) kan beheren. 

  • Leer de verschillende onkruiden herkennen als ze nog jong zijn. Hoe jonger ze zijn hoe makkelijker je ze kan verwijderen. 

  • Verwijder regelmatig de onkruiden in je tuin. Zo zal je vooral jonge onkruiden moeten verwijderen. Dit gaat veel makkelijker. 

  • Heb je een wortelonkruid met penwortel gemist en is deze volgroeid, gebruik dan een onkruidsteker, dit is een smal schupje waarmee je de penwortel goed kan verwijderen. Volg op of het onkruid niet terugkomt. 

  • Zorg er zeker voor dat het onkruid niet in zaad komt op een plek waar je de plant niet wil. 

 

Wortelonkruiden met penwortel 

Voorbeelden van soorten met een penwortel zijn gewoon biggenkruid, akkerdistel, paardenbloem en ridderzuring. Of het onkruiden zijn moet je voor jezelf uitmaken. Gewoon biggenkruid en paardenbloemen laten wij in het gazon en de bloemenweide staan, maar in de bloemenborder verwijderen we het. Akkerdistels en ridderzuring verwijderen we altijd. 

De beste manier om deze soorten te bestrijden is om ze zo snel mogelijk te herkennen en uit te trekken. Eens de wortel stevig genoeg is zal hij afbreken wanneer je de plant met de hand probeert uit te trekken. Het deel van de penwortel dat blijft zitten zal terug uitschieten. Heb je een wortelonkruid met penwortel gemist en is deze volgroeid, gebruik dan een onkruidsteker, dit is een smal schupje waarmee je de penwortel goed kan verwijderen. Volg op of het onkruid niet terugkomt. 

 

Wortelonkruiden zonder penwortel 

Wortelonkruiden met vertakte diepe wortels zijn zeer moeilijk te bestrijden. Zorg er zeker voor dat deze soorten zich niet vestigen op plekken waar je ze niet wilt. Want eens ze een plek hebben ingenomen, is bestrijden niet eenvoudig. 

Heb je wel veel van deze onkruiden dan kan je deze ecologische methodes proberen. 

  • Afdekken: Door de grond te bedekken met karton en een mulchlaag van houtsnippers of grasmaaisel zullen de planten uiteindelijk sterven omdat ze geen licht meer krijgen. Je moet het karton echter wel minstens 1 jaar laten liggen en zien dat alle planten van het onkruid eronder zitten. Indien er nog planten naast staan kunnen deze de wortels die onder het karton zitten in leven houden. 

  • Uitputten: telkens als de planten boven komen verwijder je de bladeren met de hak of manueel. De vraag is wie er eest zal uitgeput zijn: jij of de plant. Zorg er wel voor dat je de wortel niet in stukken hakt. Want vaak vormen de verschillende worteldelen nieuwe planten. 

  • Een andere groenvorm kiezen. Indien een plek vol met zevenblad of heermoes staat kan je deze bijvoorbeeld omzetten naar een gazon. Door de plek veelvuldig af te rijden zal je de planten uiteindelijk uitputten. Als je ziet dat de planten niet meer bovenkomen kan je terug voor een bloemborder of moestuin kiezen.  

  • Planten aanplanten die boven de ongewenste soorten groeien of die samen met de ongewenste soorten een mooi geheel maken. Zo kan je zevenblad combineren met lievevrouwebedstro of met bergamotkruid.  

 

Volgende soorten worden vaak aanzien als onkruid: 

  • Zevenblad 

  • Heermoes 

  • Haag- en akkerwinde 

  • Kweek 

  • Grote brandnetel 

  • Kruipende boterbloem 

Verharding en ontharding

Vaak is het noodzakelijk om bepaalde stukken van je tuin te verharden: de parkeerplaats voor je auto, een pad om van A naar B te geraken of een plek om comfortabel te kunnen zitten of eten in de tuin. 

We gebruiken ons terras gemiddeld vanaf de eerste lentezon in april tot de zachte herfstnamiddagen in september. Een terras biedt ons de mogelijkheid om te ontspannen in de tuin, alleen of met anderen. Het biedt vaak een ander perspectief op de tuin dan vanuit je huis en geeft je – letterlijk – een andere kijk op wat er zich allemaal afspeelt in je tuin.  

Paden in de tuin bepalen waar we lopen. Een pad hoeft echter niet altijd verhard te zijn: waar je niet elke dag loopt, kunnen graspaden of mulchpaden een goed alternatief zijn. 

 

Waar verharden? 

De grootste uitgave voor je tuinaanleg is vaak de verharding. Het is alleen al daarom aan te raden om verharding enkel toe te passen waar het echt nodig is. Nog al te vaak worden delen van de tuin verhard die niet of slechts sporadisch gebruikt worden. Vraag jezelf af of je een terras nodig hebt van 50 m² om drie keer per jaar 15 mensen te ontvangen.  

Waarvoor wil je je terras gebruiken? Om te ontbijten, te aperitieven met vrienden of om alleen te genieten van het leven in je tuin? Eens je dit bepaald hebt, kan je de grootte, vorm en locatie kiezen. Diezelfde oefening doe je voor je tuin. Op basis daarvan zal je paden aanleggen; logische routes van de achterdeur naar het kippenhok, naar de moestuin, naar de schuur, enzovoort.  

De breedte van een pad hangt af van het gebruik. Voor een veel gebruikt pad waar je bijvoorbeeld ook met een fiets langs moet, is 90cm geen overbodige luxe. Voor een sporadisch gebruikt pad is 60cm al voldoende.  

Maak enkel een parkeerplaats voor je eigen auto(‘s). Voor bezoekers kan je een parkeerplaats aanleggen in combinatie met korte vegetatie, indien het over sporadisch gebruik gaat. 

De basisregel is: leg geen verharding aan waar het niet nodig is. 

 

Soorten verharding 

Grofweg bestaan er drie soorten verharding: onverhard, halfverhard en verhard. De grens tussen deze drie is niet altijd even duidelijk. Er zijn overgangsvormen omdat in de verhardingen soms wel dezelfde basismaterialen gebruikt worden, maar dan met een bindmiddel, versteviging, bewerking of met een andere fractieverdeling. Bovendien is de verharding en daarmee gepaard gaande de doorlaatbaarheid voor water, afhankelijk van de toplaag in combinatie met de onderliggende fundering. Zo kan een dolomietverharding halfopen of gesloten zijn, afhankelijk van het toegevoegd bindmiddel. 

Onder onverhard verstaan we paden waar geen externe materialen werden toegepast. Deze zijn te verkiezen op plaatsen waar weinig gelopen wordt. Het kunnen kort gemaaide graspaden zijn, maar de toplaag kan ook bestaan uit houtsnippers of zand uit het gebied. 

Net zoals de onverharde oppervlaktes is halfverharding in principe water- en luchtdoorlatend. Voor bijna elke toepassing bestaat er een geschikte halfverharding. Dit kan gaan van tegels of klinkers met open voegen tot grindgazon om een auto op te parkeren. 

Verharding is elk type bedekking waar water niet in infiltreert. In functie van een duurzaam waterbeheer moet de afwatering van een verhard oppervlak naar de riolering vermeden worden en de buffering en infiltratie van water in de bodem gestimuleerd worden. Infiltratie van hemelwater valt of staat met de doorlaatbaarheid van de bodem 

 

Ontharding 

Ontharden betekent de bodemafsluiting verminderen door verharding weg te nemen in functie van meer groene ruimte, of door de verharding waterdoorlatend te maken. 

Ontharden zorgt voor meer ruimte voor natuur en voedselproductie, minder wateroverlast, koelere steden, grotere biodiversiteit, gezondere lucht en een beter klimaat, maar kan op kleine schaal ook belangrijk zijn om het microklimaat te beïnvloeden. Elke vierkante meter telt! 

In sommige gemeentes bestaat er al een onthardingspremie. Een voorbeeld vind je op de site van Lochristi: https://www.lochristi.be/product/687/ontharden-en-vergroenen-particuliere-voortuinen-subsidie(opent nieuw venster) 

Als je in jouw tuin aan de slag wil gaan, vind je hier een stappenplan: https://www.operatieperforatie.be/hoe-begin-ik-eraan/(opent nieuw venster) 

Tegeltuin

Een tegeltuin of geveltuin (soms ook wel stoeptuin genoemd) is een smalle bloemenborder die ontstaat door een aantal tegels vlak tegen de muur weg te nemen en de vrijgekomen plaats te beplanten. Meestal wordt een tegeltuin aangelegd aan de voorgevel maar dit kan even goed ergens anders waar er tegels liggen, bv. tegen een muur bij het terras.  

Geschikt voor:

Overal waar je een tegel kan wegnemen en waar er aarde onder de tegel zit kan je een tegeltuin aanleggen. In de volle zon mag maar in de schaduw kan ook. 

Een plus voor de natuur omdat: 

  • Een tegeltuin zorgt voor groen waar er anders stenen liggen. 

  • Als veel mensen meedoen krijg je een groen lint in de straat. Leuk voor mens en dier.  

  • Vooral een tegeltuin met een klimplant zorgt voor veel groen in de straat. Als de klimplant groot genoeg is, kan deze voor nest- en schuilplaatsen zorgen. 

  • Een groene straat is aangenamer voor mensen; zorgt voor verkoeling en vangt fijnstof weg. 

  • Klimplanten en vaste planten met bloemen zijn voedsel voor bijen, hommels, vogels en andere dieren. 

 

Hoe een tegeltuin inrichten? 

Het aanleggen van een tegeltuin aan de straatkant is eenvoudig maar kan niet zomaar. Vraag info op bij je stad of gemeente om de specifieke voorwaarden te kennen. De belangrijkste voorwaarde is de breedte van de stoep. Deze moet meestal 1,6 m breed zijn zodat er na de aanleg van de tegeltuin minstens 1,3 m vrij blijft. Ook mag men geen planten gebruiken met doorns of giftige bessen. Bij sommige gemeentes moet je de aanleg aanvragen bij andere niet. 

Een tegeltuin leg je aan tegen een muur. Hiervoor neem je een aantal tegels tegen de muur weg en vervang je de bovenste 30 tot 40 cm aarde door goede grond met veel compost. Met potgrond kan je ook werken maar koop veenvrije potgrond en meng deze met ongeveer de helft aarde. Let bij het graven wel op voor nutsleidingen. De tegels die je wegneemt bewaar je voor het geval je de tegeltuin terug wil dichtgooien. 

Handig en soms verplicht is een rand van 5 tot 10 cm hoog. Zo zal de aarde niet op het voetpad terechtkomen. Zorg wel voor een rand zonder scherpe hoeken of kanten. Gebruik bijvoorbeeld een plank van hout en maak de kanten bol.  

Wat plantenkeuze betreft gebruik je vaste planten en klimplanten. Het gebruik van klimplanten is een grote meerwaarde, zij zorgen voor het meeste groen. Wat vaste planten betreft, kies je best planten die niet te breed uitgroeien en niet omvallen. Ook laagblijvende planten die de bodem bedekken zijn aangeraden. De combinatie van soorten die hoog gaan en niet breed worden met lagere planten zorgt voor een mooi geheel. Gebruik langs de straatkant wel planten zonder doorns en zonder giftige bessen. Een groenblijvende soort is leuk om in de winter ook groen te hebben in de straat. 

Struiken, heggen en hagen

Het betreft ongeveer allemaal dezelfde plantensoorten zoals hazelaar, meidoorns, kardinaalsmuts, Gelderse roos, haagbeuk, veldesdoorn, sleedoorn, kornoeljes etc. Maar je kan ze op een andere manier onderhouden. Struiken kunnen min of meer vrij uitgroeien, een groepje struiken noemen we trouwens een struweel. In een heg staan de struiken en zelfs boomsoorten op een rij en worden ze om de paar jaar tot 20-30cm hoogte afgezaagd waarna ze terug kunnen uitgroeien. Een haag wordt minstens jaarlijks geschoren. 

Geschikt voor: 

  • Kleine stadstuin: een smalle haag kan een mooie afboording zijn tussen twee tuinen. Zelfs een kleine struiksoort wordt al snel een meter of 3-4 breed en hoog. Snoeien kan natuurlijk altijd. 

  • Grotere tuin: daar passen zelfs heggen en struwelen.  

Een plus voor de natuur omdat: 

  • De meeste vogelsoorten broeden in zeer dicht struikgewas. In die zin is een haag dikwijls zelfs beter dan een heg of struweel. 

  • Struiken geven schaduw en structuur aan een tuin. Veel soorten gebruiken dit in de zomer om even af te koelen. Nog belangijker zijn struiken met stekels waar zangvogels in kunnen wegschieten als er een roofvogel passeert. 

  • De meeste struiksoorten bloeien uitbundig en geven veel besjes. Daar leven tuinvogels in de winter van. In een haag zal dat effect minder zijn, want die wordt te veel geschoren. 

  • Onder de gevallen blaadjes van struiken leven veel insecten, dat vindt de merel geweldig. Egels gebruiken de bladeren om een nest te maken. 

  • De kale grond met bladeren onder een haag is het ideale zomerleefgebied van salamanders en padden. Die geraken maar lastig door hoog gras en een gazon is te onveilig. 

  • Een goed aangelegde haag, eventueel gevlochten, is een lastiger barrière voor ongewenste bezoekers dan een draad. 

Onkruid in de tuin

Een vaste lijst van onkruiden bestaat niet. Wat de ene onkruid vindt, kan voor iemand anders een leuke plant zijn. Sommige soorten zijn mooi in een bloemenweide maar wil je toch liever niet je border. Bloeiende paardenbloem is daar een voorbeeld van. Een natuurvriendelijke tuin kan er tegelijkertijd netjes uitzien en toch vol leven zitten.  

Hoeveel planten jij als onkruid beschouwt en hoe 'proper’ je wil dat bijvoorbeeld de oprit erbij ligt, is een persoonlijke keuze. Maar vraag jezelf toch maar eens af hoeveel kwaad een klein plantje kan doen tussen wat tegels.  

Onkruiden zijn de planten die jij persoonlijk niet wenst op een bepaalde plaats in de tuin. Zelfs 'gewenste’ planten zoals wilde marjolein of citroenmelisse kunnen hard woekeren en de tuin volledig overnemen. Die planten zal je dus in toom moeten houden als je wil vermijden dat ze onkruid worden. 
 

Verschillende types van onkruiden 

Bij onkruiden spreken we van zaadonkruiden en wortelonkruiden. Zaadonkruiden vermeerderen zich via zaad en kan je meestal vrij gemakkelijk uittrekken. De meeste zaadonkruiden zijn namelijk éénjarige planten die geen stevige wortels maken.  Voorbeelden zijn fijnstralen, zwarte nachtschade, vogelmuur en klein streepzaad. 

 
Wortelonkruiden kunnen zich ook vestigen via zaad maar ze maken vervolgens stevige, soms meterslange wortels of penwortels. Penwortels ken je zeker en vast van de paardenbloem. Ook de eetbare wortel in de moestuin is een penwortel. Wortelonkruiden zijn in staat vanuit een klein deeltje van de wortel opnieuw een nieuwe plant te maken.  

 

Ecologisch bestrijden 

De basisregel is: gebruik geen pesticiden en ook geen biologische of huis- en keukenmiddeltjes zoals zout of azijn. De bestrijding van onkruid moet altijd mechanisch (met borstel of branders) of manueel gebeuren. Anders zal je het bodemleven en heel wat dieren vergiftigen. 

De ecologische aanpak vraagt uiteraard meer werk dan te spuiten. Dat je in een natuurvriendelijke tuin minder werk hebt dan in een gewone tuin is dus zeker niet altijd het geval. Twee tips die je werk besparen: richt je tuin zo in dat onkruid minder kans krijgt. En accepteer dat er wat groen staat tussen je verharding en wat klavers en paardenbloemen in je gazon. 

Zaadonkruiden kan je eenvoudig verwijderen door ze uit te trekken of te hakken. Heb je een grote oppervlakte met kale grond met veel zaadonkruiden dan kan je werken met een vals zaaibed. Je laat dan de onkruiden opkomen en vervolgens schoffel je ze weg. Herhaal dit een paar keer en je krijgt een bodem die grotendeels onkruidvrij is. Pas daarna zaai je de planten die je écht wil. 

Wortelonkruiden trek je uit met de hand of je gebruikt een onkruidsteker. Hakken heeft meestal een omgekeerd effect bij deze soorten, want je gaat de wortels in stukjes kappen en mogelijk verspreiden. 

Tips om onkruid te vermijden 

  • Beperk de verharde oppervlakte tot wat je echt nodig hebt. Verharding die je voldoende gebruikt, zal veel minder onkruid hebben dan verharding waarop je nauwelijks komt. 

  • Zorg voor zo weinig mogelijk kale bodem. Werk met bodembedekkers of gebruik mulchmateriaal.(grasmaaisel of houtsnippers).  Opgelet! Zorg ervoor dat er geen onkruidzaden in je mulchmateriaal zitten. 

  • Laat onkruid niet in zaad komen. 

  • Indien je zelf compost maakt, gooi er dan geen onkruid in dat in zaad staat.  

  • Wees er op tijd bij en leer onkruid herkennen als het nog jonge plantjes zijn. Jonge planten kan je veel gemakkelijker verwijderen dan oudere en ze staan nog niet in zaad. 

Tuinieren in potten en bakken

Tuinieren in potten en bakken is een kunst op zich, maar met een paar simpele richtlijnen hoeft het niet ingewikkeld of arbeidsintensief te zijn. Het voordeel is dat je ongeveer elke plant in een container kan zetten, zolang ze maar voldoende vocht en voedingsstoffen hebben. Je kan de grondsoort immers zelf aanpassen en beslissen waar je de pot zet, afhankelijk van wat de plant nodig heeft. Je kan er eetbare planten, een- of tweejarigen,  doorlevende planten of zelfs struiken en bomen in zetten. Al zullen ze altijd een beetje meer aandacht vragen dan planten in volle grond. 

Geschikt voor: 

  • Balkon en kleine tegeltuin: ja. Vaak zijn potten en bakken op een balkon of in een tegeltuin de enige optie om toch wat groen te voorzien. Met hele grote bakken of potten kom je al meer in de buurt van een echte tuin en zal je ook meer soorten kunnen gebruiken en meer in de hoogte kunnen werken.  

  • Kleine stadstuin: zeker geschikt, kleinere potten zijn handig om te verplaatsen en zo kan je verschillende sferen creëren èn kan je ook al eens iets tijdelijks toevoegen aan je tuin.  

  • Grotere tuin: naast bomen en stuiken kunnen planten in potten en bakken zorgen voor kleurtoetsen en sfeer. Vooral op en rond het terras, maar ook doorheen de tuin kunnen ze gebruikt worden.  

Een plus voor de natuur omdat: 

  • Potten en bakken kan je altijd toepassen; zo kan je op een balkon of een betegeld oppervlak toch een groene oase creëren voor jezelf en je omgeving. Tal van insecten, vlinders, spinnen en andere beestjes zullen je dankbaar zijn. 

  • Groen op plaatsen waar geen volle grond beschikbaar is, evengoed op een balkon als in een stad op een plein, is essentieel om hittestress tegen te gaan en zorgt voor een aangename, koelere omgeving. 

  • Tuinieren in potten en bakken wordt dikwijls geassocieerd met perkplantjes zoals petunia’s, geraniums, vlijtige liesjes en begonia’s. Deze soorten zijn niet winterhard en de meeste hebben veel water nodig. Je kan ook vaste planten in potten zetten deze hebben vaak meer waarde voor de natuur en gaan langer mee.