Atlantisch

De term Atlantisch wordt gebruikt bij organismen of biotopen die gebonden zijn aan relatief warme winters en koele zomers, veroorzaakt door de nabijheid van een grote watermassa die het klimaat plaatselijk buffert. Hier is dat dus de Atlantische oceaan en de Noordzee. Soorten die gebonden zijn aan het Atlantisch klimaat zijn bijvoorbeeld Wilde hyacint en Rode dopheide. De Atlantische regio is een geografisch gebied afgebakend door het Natura-2000 beleid. Vlaanderen ligt volledig in de Atlantische biogeografische regio, behalve Voeren. Voeren ligt in de continentale regio.

Dagzomen

Als een bepaalde geologische laag zoals het Brusseliaan of het Paniseliaan aan de oppervlakte komt zeggen we dat hij daar dagzoomt. Op die plaats zal de laag mogelijk de plantengroei beïnvloeden door de typische samenstelling met bijvoorbeeld kalk of ijzer.

Colluvium

Als bij regenbuien materiaal van een helling naar beneden spoelt vorm zich onderaan een laag van recent afgezette bodem. Ook onder invloed van de zwaartekracht kan materiaal naar beneden glijden of schuiven. Dit afgezet materiaal heet colluvium.

Biogeografische regio's

In Europa worden negen ‘biogeografische’ regio's onderscheiden:

  1. de Atlantische regio
  2. de alpiene regio
  3. de Zwarte Zeeregio
  4. de boreale regio
  5. de continentale regio
  6. de Macaronesische regio
  7. de mediterrane regio
  8. de Pannonische regio
  9. de stepperegio.

Vlaanderen ligt in de Atlantische en de continentale (Voeren) regio.

pH-CaCl2

Er zijn verschillende manieren om de zuurtegraad van de bodem te meten. De manier met het toevoegen van CaCl2 is er een van.

Groeiklasse

Groeiklassen gebruik je om de horizontale structuur of ontwikkelingsfasen van het bos te evalueren. Een ecologisch goed ontwikkeld bos heeft 3 of meer verschillende groeifases met best ook dikke bomen. Bij de meeste bostypes zijn de dikke bomen groeifase 7, bij sommige bostypes worden de bomen niet vaak zo dik en kan dit fase 6 of 5 zijn.

De klassen zijn:

  • 1. Open plek (tijdelijk boomvrije oppervlakte);
  • 2. Vroege stadia van natuurlijke bebossing met habitat-typische pionierhoutsoorten (gemiddelde hoogte < 2m);
  • 3. Jonge boompjes (gemiddelde hoogte  2m);
  • 4. Jong hout (gemiddelde hoogte > 2m tot diameter 13 cm / omtrek < 40 cm );
  • 5. Hout met geringe tot middelmatige dikte (diameter stam 14-49 cm / omtrek 40-149 cm);
  • 6. Dik hout (diameter stam 50-79 cm / omtrek 150-240 cm);
  • 7. Zeer dik hout (diameter stam 80 cm / omtrek > 240 cm).

Hooghoutbeheer

Hooghoutbeheer is gericht op het beheren van hooghout. Er worden dus geen bomen afgezet om opnieuw uit te schieten (hakhoutbeheer) noch een mengvorm toegepast (middelhoutbeheer).

DBH

De diameter op borsthoogte (dbh) is een standaardmethode om de dikte van de stam van een boom te bepalen.

Meetklem

De meetklem bestaat uit een lat van 0,65 à 1 meter lang die in centimeters verdeeld is. Loodrecht op de lat zijn twee benen bevestigd waarvan één been vast zit en het andere over de lat kan geschoven worden.