Pepliden zijn wortelende waterplanten met stengels die langwerpige, spatelvormige bladeren hebben waaravn de bovenste een drijvend rozet vormen dat aangepast is aan de lucht. Voorbeelden zijn Waterpostelein en Stomphoekig sterrenkroos.

Batrachiiden zijn wortelende waterplanten die voorzien zijn van stengels met gespecialiseerde drijfbladeren en fijn gedeelde ondergedoken bladeren. Deze groep ontwikkelt regelmatig landvormien, bijvoorbeeld bij droogvallen van het water. Een voorbeeld is de Fijne waterranonkel.

Myriophylliden zijn waterplanten die wortelen met lange stengels en fijn gedeelde, ondergedoken bladeren maar zonder drijfbladeren. De generatieve delen (bloemen) steken altijd boven water uit. Voorbeelden zijn Kransvederkruid, waterviolier en stijve waterranonkel.

Vallisneriiden zijn waterplanten die ondergedoken zijn, wortelend met een korte stengel en een bundel of rozet van lange, slappe, lijnvormige bladeren. Voorbeeld is Vallisneria.

Chariden zijn waterplanten die ondergedoken en rechtopstaand zijn. Ze wortelen en hebben kransvormige vertakkingen. Voorbeelden zijn kranswieren.

Isoetiden zijn wortelende waterplanten met een korte stenkel en een rozet van korte lijn- of priemvormige bladeren, al dan niet voorzien van uitlopers. Het betreft meestal soorten met een amfibisch karakter zoals Oeverkruid, Waterlobelia en Biesvaren.

Stratiotiden zijn waterplanten die wortelen en uitlopers hebben. Ze bezitten een rozet van stugge, spitse bladeren waarvan de toppen boven water kunnen uitsteken. Ze zijn met hun wortels losjes verankerd in het organische sediment. In het najaar zakken ze naar de bodem. Hèt voorbeeld is Krabbenscheer.

Salviniiden zijn waterplanten die vrij op het wateroppervlak drijven en voorzien zijn van horizontale stengels waarlangs de drijvende bladeren zijn gerangschikt. Een voorbeeld is Vlotvaren.

Een stolon is een meerjarig, horizontaal, bovengronds kruipend stengelstuk. Het bevat bijwortels en knoppen die kunnen uitlopen tot jonge plantjes. Na verloop van tijd zullen de verbindingen tussen die plantjes verdwijnen. Stolonen dienen voor de ongeslachtelijke voortplanting. Ze komen onder andere voor bij de aardbei en de kruipende boterbloem.

Turionen zijn dwergscheuten die bijvoorbeeld voor de overwintering worden gemaakt en kunnen uitgroeien tot een volledige polant in de lente. Een voorbeeld van een plant die turionen maakt is Gedoornd hoornblad.