Basaal

Als een kenmerk zich basaal bevindt, wil dat zeggen dat je het moet zoeken aan de basis, bijvoorbeeld van de poot of vleugel. Synoniem is proximaal, tegenovergestelde is apicaal.

Araneologie

De wetenschap die spinnen onderzoekt, de onderzoeker is dan een araneoloog of ook arachnoloog.

Apteer

Een insect zonder vleugels wordt apteer genoemd, sommige soorten hebben vormen met en zonder vleugels. De gevleugelde zijn dan dikwijls de vorm die wegtrekt van het brongebied.

Aposematisch

Een term voor organismen die opvallend gekleurd zijn als waarschuwing voor giftigheid of oneetbaarheid.

Apicaal

Wordt gebruikt als een kenmerk zich aan een uiteinde bevindt, aan de top van de vleugels of het achterlijf bijvoorbeeld. Synoniem is distaal.

Anterieur

De anterieure zijde van een dier is de voorzijde.

Achterlijfaanhangsel

Sommige insecten hebben aan het achterlijf of abdomen bepaalde aanhangsels. Deze hebben meestal een functie bij de voortplanting en kunnen dus verschillen naargelang het geslacht.

Palp

Sommige ongewervelden zoals spinnen hebben nog tasters naast de mond, dat worden palpen genoemd. Deze dienen om het voedsel te voelen. Ze worden ook pedipalpen genoemd. Bij mannetjesspinnen zijn ze verdikt.

Facetoog

Veel insectensoorten hebben ogen die uit kleinere deeloogjes bestaan. Zo\'n oog heet een facetoog.

Arista

Bij sommige soorten insecten zoals vliegen of cicades staat er op het einde van de voelspriet een borstel, die wordt de arista genoemd.