Ecoprofiel

Omdat dieren en planten niet zomaar toevallig op een plek aanwezig zijn, broeden of voedsel zoeken, maar voorkomen in levensgemeenschappen van verschillende soorten met gelijkaardige ecologische eisen, is het zinvol om dieren (en planten) te groeperen per ecoprofiel. De voornaamste bedoeling van die groepering is dus om  herhalingen van  beheermaatregelen die voor verschillende soorten van toepassing zijn, niet steeds opnieuw per soort te moeten herhalen. Verder heeft het groeperen het voordeel dat beheerders inzicht krijgen in de ecologische samenhang van soorten en de verschillende of gelijkaardige effecten van beheer erop. Het is echter niet zo dat eenzelfde beheer voor elk van de dieren optimaal zal zijn omdat ze in eenzelfde ecoprofiel zijn ondergebracht.

Waterplanten in relatie tot bodemgesteldheid

Om een beter inzicht te krijgen omtrent het voorkomen van de waterplanten in Nederland in relatie tot het abiotische milieu is in de periode 1978-1983 door de afdeling Aquatische Oecologie van de Katholieke Universiteit te Nijmegen een uitgebreid verspreidingsonderzoek uitgevoerd.

Bicarbonaattype

Naast indelingen van wateren op basis van de concentraties van zoutgehalte (zoet, brak, zout), de pH (zuurtgeraad) en het bicarbonaatgehalte (hardheid), worden er ook indelingen gemaakt die gebaseerd zijn op de relatieve aandelen van de ionen (berekend in equivalenten). Zo kunnen wateren op basis van dominantie van de anionen in sulfaat-, chloride- en bicarbonaat-type wateren worden ingedeeld (Alekin (1962)). Die indeling verklaart het voorkomen van bepaalde waterplanten.
 

Zeven van wortels van Japanse duizendknoop in de omgeving van waterlopen

Het afgraven van 96 m² grond, besmet met Japanse duizendknoop te Aalst is gebeurd onder strikt toezicht.  Er werd  toegezien op de graafdiepte (75 cm), de zorgvuldigheid bij het verplaatsen van de grond en het opruimen van de werf.

Trajectsoort

Trajectsoorten zijn soorten die bij ontwikkelings- of herstelbeheer duiden op een gunstige evolutie richting de gewenst eindtoestand. Ze geven aan dat het natuurherstel in de goede richting gaat. Het zijn vaak soorten die minder gevoelig zijn dan de indicatoren die duiden op een goede toestand. Bij natuurherstel start je met een slecht ontwikkeld natuurstreefbeeld met zeer weinig of zonder traject- of sleutelsoorten. Door goed beheer kan herstel optreden en verschijnen trajectsoorten. Wanneer het natuurstreefbeeld zich verder goed herstelt zullen er ook indicatoren van een goede toestand verschijnen. Bij het opvolgen van de omvorming is het belangrijk te kijken welke trajectsoorten verschijnen en hoeveel. Niet alle trajectsoorten geven het zelfde signaal.  

Wanneer trajectsoorten verschijnen in een natuurstreefbeeld dat in goede toestand is, kan dit duiden op een verandering van de omstandigheden. Hierbij is het belangrijk te kijken welke soorten toenemen en hoeveel ze toenemen. Verschillende trajectsoorten geven andere signalen. Meestal is het verschijnen en toenemen van deze soorten een negatief signaal. Via verdere opvolging en studie moet je dan achterhalen wat er aan de hand is en waar nodig het beheer bijsturen. 

Soms duiden ze op een verschuiving naar een ander natuurstreefbeeld. Als beheerder moet je dan beslissen of deze verschuiving gewenst is. Maar dan moet je het doel aanpassen in je beheerplan.

Soorten onder de loep - Test 3